Werken van barmhartigheid zijn daden van christelijke naastenliefde; het zijn werken die uit liefde tot de naaste en uit liefde tot God verricht worden, en daarom ook wel 'liefdewerken' worden genoemd.
Misericordia
Het Nederlandse woord barmhartigheid is ontstaan uit een leenvertaling van het Middeleeuws Latijnse misericordia, dat bestaat uit miseri ('arm') en cor ('hart').
Hulp verlenen
Barmhartigheid is de innerlijke drang om hulp te verlenen aan mensen die in geestelijke of lichamelijke nood verkeren. Deze deugd is nauw verbonden met naastenliefde en rechtvaardigheid.
Nood lenigen
Het leed dat een ander treft, wordt door een barmhartig persoon ervaren als iets dat hemzelf treft. Uit naastenliefde wil hij de nood zo snel mogelijk lenigen.
Onrechtvaardige structuren
Het lenigen van leed kan door snel en ad hoc in te grijpen, maar ook door te proberen onrechtvaardige structuren te veranderen. In dit laatste opzicht is barmhartigheid nauw verwant aan rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid kan ook een antoniem zijn van barmhartigheid. In die zin is het een equivalent van genade.
Liefde
In de kerkelijke diaconie zetten gelovigen zich van oudsher in om mensen in nood te helpen. Zij worden gedreven door een gevoel van mededogen of medelijden met degenen die in nood verkeren, en door de liefde tot God.
Opdracht van Jezus
Jezus zelf roept de gelovigen op om barmhartig te zijn jegens de naaste in nood. Als een naaste om hulp vraagt, is het Jezus zelf, die in nood is; wie de naaste hulp geeft, geeft daarom Jezus hulp. Zelf drukt Jezus dat zo uit:
"Ik verzeker jullie, alles wat je voor één van de minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan.'' (Matteus 25, 40).
Om welke hulp het gaat? Jezus is heel concreet:
"Want Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.'' (Matteus 25, 35-36).
Innocentius III
Jezus heeft volgens de apostel Matteüs een zestal 'werken van barmhartigheid' ingesteld. Paus Innocentius III (1198-1216) voegde daaraan in het jaar 1207 een zevende werk aan toe. Het werk dat hij uitkoos was 'de doden begraven'. Het is ontleend aan het bijbelboek Tobit, waarin naast twee bekende, ook door Christus genoemde werken van barmhartigheid, speciaal de zorg voor de overledenen wordt benadrukt: "Ik gaf brood aan de hongerigen en kleren aan de naakten; als ik het lijk van een volksgenoot buiten de muren van Nineve zag liggen, dan begroef ik het". (Tobit 1,17). In de door pestepidemieën geteisterde Middeleeuwen had het moeilijke en gevaarlijke werk van 'doden begraven' overigens een bijzondere waarde.
Zeven: getal der volmaaktheid
Dat Innocentius III het door Christus gegeven zestal tot een zevental aan wilde vullen, heeft te maken met het feit dat het getal zeven in de christelijke traditie het getal der volmaaktheid is. Zo zijn er ook zeven sacramenten, zeven scheppingsdagen en zeven hoofddeugden.
Zeven Lichamelijke Werken van Barmhartigheid
In de Middeleeuwen werden de zes door Christus gegeven werken plus het zevende werk van Innocentius III tezamen de 'Zeven Lichamelijke Werken van Barmhartigheid' genoemd. De werken zijn immers alle gericht op het lenigen van materiële ('lichamelijke') nood. Uit een opsomming blijkt dat nog eens duidelijk. Het gaat om:
- het spijzigen van hongerigen,
- het laven van dorstigen,
- het kleden van naakten,
- herbergen van vreemdelingen,
- bezoeken van zieken,
- het bezoeken van gevangenen,
- het begraven van doden.
Zeven Geestelijke Werken van Barmhartigheid
Naast de Zeven Lichamelijke Werken van Barmhartigheid werden in de Middeleeuwen Zeven Geestelijke Werken van Barmhartigheid gesteld: werken, gericht op het lenigen van geestelijke nood. Het zijn deze zeven:
- de zondaars vermanen,
- de onwetenden beleren,
- de bedroefden troosten,
- in moeilijkheden goede raad geven,
- het onrecht geduldig lijden,
- beledigingen vergeven,
- voor de levenden en overledenen bidden.
'De zeven werken van barmhartigheid'
Het is overigens goed om te weten, dat als ergens zonder verdere toelichting gesproken wordt over 'de zeven werken van barmhartigheid', vrijwel altijd de lichamelijke werken van barmhartigheid bedoeld worden.
Liefdewerken
Jezus is de naaste in nood, dat heeft hij zelf gezegd. Wie dus de naaste lief heeft, heeft Jezus en daarmee God zelf lief. Liefde tot de naaste is, bij het verrichten van een werk van barmhartigheid, gelijk aan liefde tot God. Vanwege deze tweezijdige liefde, die alle werken van barmhartigheid draagt, staan de werken van barmhartigheid ook wel bekend als liefdewerken.
Liefdewerken bij de Meester van Alkmaar
Van de 12e eeuw tot en met de 16e eeuw zijn de zeven liefdewerken een gewild onderwerp in de kunst geweest. Beroemd is onder meer het zevenluik van de Meester van Alkmaar, thans in het Amsterdamse Rijksmuseum te bewonderen. De schilder maakte het in 1504 in opdracht van de broederschap van de Heilige Geest voor de Laurenskerk te Alkmaar. Een voor een worden alle zeven werken van barmhartigheid afgebeeld. Op elk paneel is temidden van de behoeftigen ook Jezus afgebeeld. Hiermee onderstreept de kunstenaar dat een daad van naastenliefde een directe daad van liefde voor God is.
Aalmoezen
Elk werk van barmhartigheid, iedere vorm van hulp aan de in lichamelijke of geestelijke nood verkerende medemens, wordt in de theologie ook wel 'aalmoes' genoemd. Ons woord 'aalmoes' is te herleiden tot het Griekse ?eleèmosunè? dat 'medelijden' of 'barmhartigheid' betekent. In deze brede zin is de term aalmoes opgenomen in de opsomming van goede werken die iedere christen voor zijn eigen heil moet verrichten: 'bidden, vasten en aalmoezen geven'.
Geldelijke giften
Wanneer het tegenwoordig over 'een aalmoes' gaat is dat meestal in de meer beperkte betekenis van een materiële of geldelijke gift. Geestelijke aalmoezen zijn, net als de geestelijke werken van barmhartigheid, enigszins op de achtergrond geraakt.
Zielzorg van aalmoezeniers
De geestelijke betekenis van aalmoes is nog wel terug te vinden in de ook nu nog gebruikte term 'aalmoezenier'. Een aalmoezenier is een rooms-katholiek geestelijke die belast is met de zielzorg van militairen. Ook priesters die zich in de zielzorg richten op andere specifieke groepen (jeugdigen, arbeiders, gevangenen) worden vaak aalmoezenier genoemd.
'Elemosiniere Apostolico'
In de Middeleeuwen was een aalmoezenier doorgaans belast met het beheer van de kas waaruit aalmoezen werden verstrekt. De meeste vorstenhoven kenden geestelijken die, als aalmoezenier, de vorstelijke aalmoezenkas beheerden. In de late Middeleeuwen stelden daarnaast sommige steden leken aan, die als aalmoezeniers de stedelijke geldelijke armenzorg moesten regelen. Het Vaticaan kent nog altijd de Eleemosynaria Apostolica (‘Apostolische Liefdadigheid’). Het hoofd daarvan, de apostolische aalmoezenier, voert het beheer over de gelden die door de Heilige Stoel worden bestemd voor liefdadige doeleinden.
Hedendaagse barmhartigheid
Hoewel de Kerk onder de werken van barmhartigheid niet alle denkbare goede werken wil vangen, kunnen de meeste hedendaagse activiteiten van christelijke liefdadigheid er wel toe worden herleid. Te denken valt bijvoorbeeld aan het inrichten van gaarkeukens voor daklozen ('de hongerigen spijzen'), het inzamelen van tweedehands kleding door de Vincentiusverenigingen ('de havelozen kleden'), de opvang van daklozen en asielzoekers ('vreemdelingen herbergen'), het justitiepastoraat ('gevangenen bezoeken') en de omvangrijke ziekenzorg van De Zonnebloem ('de zieken bezoeken').