Het wijdingssacrament is een van de zeven sacramenten die de Kerk van Christus telt. Dit sacrament bestaat uit drie graden: diaconaat, presbyteraat en episcopaat.
Handoplegging
Zoals alle sacramenten bestaat ook het wijdingssacrament uit een zichtbaar teken en uitgesproken tekst. Het teken is handoplegging en de tekst is het wijdingsgebed. Iemand ontvangt een wijding als een bisschop in een liturgische viering die persoon de handen oplegt en een speciaal gebed over hem uitspreekt.
Ordenen
In de Latijnse traditie van de Katholieke Kerk wordt niet van 'wijden' gesproken maar van 'ordenen' of 'rangschikken' (ordinare). Een wijdeling (ordinandus) wordt lid gemaakt van een orde (ordo), dat is een groep mensen van dezelfde rang en functie.
In persona Christi
In de antieke kerk bestonden er diverse ordines, zoals de orde van de maagden, van de weduwen, van de catechumenen en van de boetelingen. Het Tweede Vaticaans Concilie leerde in de dogmatische constitutie Lumen gentium dat er drie 'sacramentele' ordes zijn. Dat wil zeggen dat de leden ervan worden beschouwd als gevolmachtigd en toegerust om te handelen in persona Christi ('in de persoon van Christus'). Het betreft de orde van de diakens, van de priesters en van de bisschoppen.
Drie ordes
De orde van de bisschoppen of het episcopaat (ordo episcoporum) staat het hoogst in rang in de kerkelijke hiërarchie. De orde van de priesters of het presbyteraat (ordo presbyterorum) komt op de tweede plaats en de orde van de diaken of het diaconaat (ordo diaconorum) op de derde. Een bisschop wordt gekozen uit het presbyteraat. Een priester (presbyter) heeft op zijn beurt al eerder de diakenwijding ontvangen.
Diaken
De leden van de ordo diaconorum zijn door de bisschop aangesteld tot het dienstbetoon. De diakens staan “in dienst van het volk van God door de diaconie van de liturgie, het woord en de liefdewerken, in gemeenschap met de bisschop en zijn priesterschaar” (Lumen gentium 29). [zie verder het lemma Diaken.]
Priester
In het Latijn bestaan twee woorden die in het Nederlands 'priester' betekenen: sacerdos en presbyter. Het eerste is een aanduiding van een bedienaar van een bepaalde cultus; het tweede komt van het Griekse woord πρεσβυτερος (presbuteros), de vergrotende trap van πρεσβυς (presbus), dat 'oude man' betekent. Het Latijnse equivalent is senior (= 'oudere' of 'ouderling'). In de oerkerk waren de presbyters de wijze mannen die de apostelen en opzichters (episkopoi) bijstonden in het bestuur van de gemeenten. [zie verder het lemma Priester.]
Bisschop
Het bisschopsambt is voorbehouden aan hen die de hoogste graad van het wijdingssacrament hebben ontvangen. Nota bene: er bestaat dus een onderscheid tussen ambt en gewijde status. Er zijn immers titulaire bisschoppen: geestelijken die de bisschopswijding hebben ontvangen maar niet het hoofd van een bisdom zijn (diocesane bisschoppen).
Ons woord 'bisschop' is afgeleid van het Griekse επισκοπος (episkopos), dat letterlijk 'opzichter' betekent. De eerste episkopen waren door de apostelen aangesteld om in hun naam de christengemeenten te leiden. De apostelen legden hun daartoe de handen op en spraken een gebed over hen uit. Het door Jezus ingestelde apostelambt werd zo doorgegeven aan de bisschoppen.
Offeraar
Het priesterschap, in de zin van sacerdos, dient om te middelen tussen de goddelijke en de menselijke wereld, vaak door het brengen van offers aan een godheid. Christus is de eigenlijke Priester, de Ultieme Hogepriester (zie Hebreeënbrief). Zijn unieke en exclusieve offer bestaat uit zijn verzoenende dood aan het kruis. De bisschoppen delen in zijn Middelaarschap. Het christelijke priesterschap is dus een priesterschap in afgeleide zin. De presbyters zijn priester in kracht van het offer van Christus, zij het dat hun priesterschap niet los gezien kan worden van dat van de bisschop. “De priesters, ijverige medewerkers van de orde van de bisschoppen, waarvan zij de hulp en het orgaan zijn, geroepen om het volk van God te dienen, vormen met hun bisschop één enkele priesterschaar” (Lumen Gentium 28).
Zalving
Het toedienen van het wijdingssacrament vindt altijd plaats in de liturgie. De handoplegging en het wijdingsgebed behorend bij elk van de drie wijdingsgraden zijn daarbij essentieel. Zoals bij het Doopsel en het Vormsel ontvangt de wijdeling bij de wijding een eeuwigdurend merkteken, waardoor hij 'gelijkvormig aan Christus' wordt gemaakt. Naast de essentiële wijdingshandelingen zijn er ook verklarende rituelen. Zo worden de wijdelingen bij priester- en bisschopswijdingen gezalfd met chrisma, bij de priesters de handpalmen, bij de bisschoppen de kruin.
Bedienaar
De bedienaar van de priester- en de diakenwijding is altijd één bisschop. Bij de bisschopswijding behoren er meerdere bisschoppen als bedienaren op te treden: een hoofdconsecrator en ten minste twee co-consecratoren.
Mannen
In de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken kunnen alleen mannen het wijdingssacrament ontvangen. De Anglicaanse Kerken en de Oud-Katholieke Kerk hebben sinds de jaren negentig van de 20ste eeuw het wijdingssacrament opengesteld voor vrouwen.
Preconciliair
Vóór Vaticanum II werd in de catechese gesproken van het 'sacrament van het priesterschap'. Er was sprake van vier lagere wijdingsgraden (ostiariaat, lectoraat, exorcistaat en acolythaat) en drie hogere wijdingen (subdiaconaat, diaconaat en priesterschap). Opvallend is dat het episcopaat niet tot de wijdingsgraden werd gerekend. Men sprak dan ook niet van bisschopswijding maar van bisschopsconsecratie. Deze werd beschouwd als de voltooiing van de priesterwijding (ordinatio sacerdotalis).
Andere wijdingen
In de Katholieke Kerk is ook sprake van maagdenwijding, abtswijding en kerkwijding. Deze rituelen zijn echter niet sacramenteel van aard.
Orthodoxie
De sacramentele wijding in de Orthodoxe Kerken wordt χειροτονια (cheirotonia) genoemd, dat 'het uitstrekken van de handen' betekent. Deze term is gereserveerd voor diaken-, priester- en bisschopswijdingen. Voor andere kerkelijke wijdingen spreekt men van χειροθεσια (cheirothesia): 'handoplegging'. Vaak wordt het wijdingssacrament ook het mysterie van het priesterschap (ιερωσυνη) genoemd.