Het Griekstalige boek Wijsheid van Salomo behoort volgens de Katholieke Kerk tot de Heilige Schrift. Het is een Joods werk dat is doordrongen van de hellenistische cultuur.
Opbouw
- Het boek Wijsheid is als volgt opgebouwd:
- Alleen de wijsheid is bron van leven (1,1-5,23)
- Salomo, leraar van de wijsheid (6,1-9,18)
- De wijsheid in de geschiedenis van Israël en Egypte (10,1-19,22)
Titel
In de Septuaginta heet het boek ΣΟΦΙΑ ΣΑΛΩΜΩΝΟΣ ('Wijsheid van Salomo'). Het is een oorspronkelijk Griekstalig werk. Met de titel wordt alleen de inhoud of aard van het geschrift bedoeld. Het boek is niet van koning Salomo en de werkelijke auteur heeft ons in deze zaak zeker niet willen bedriegen. In de Nederlandse traditie draagt het boek de titel Wijsheid.
Datering
De tijd van ontstaan kan slechts bij benadering worden aangegeven. Omdat de schrijver sterk beïnvloed is door de hellenistische cultuur, moet men het ontstaan na Alexander de Grote (330 v. Chr.) plaatsen om het effect van de hellenistische cultuur in Egypte tijd en gelegenheid te geven. Dat wordt ook gevraagd door het gebruik van de Griekse vertaling van het Oude Testament die men in het boek Wijsheid kan vaststellen. Die vertaling was dus reeds een feit. Men plaatst daarom het ontstaan van het geschrift tussen 200 en 30 v. Chr.
Egypte
Van oudsher heeft men Egypte aangewezen als het land waar het boek Wijsheid geschreven is. In Egypte woonden zeer veel Joden. Zij waren er herhaaldelijk het slachtoffer van vijandelijkheden en telden er ook vele afvalligen. Bovendien lag in Egypte de stad Alexandrië, een brandpunt van hellenistische cultuur. Een ontstaan van het boek Wijsheid in Egypte is dan ook volkomen begrijpelijk. De grote belangstelling die de schrijver voor Egypte toont, kan men als duidelijk bewijs zien. Van vers 10,6 tot aan het einde van het boek (met uitzondering van de verzen 12,3-22) zijn de betrekkingen tussen Israël en Egypte de bron waaruit hij put. Ook de uiteenzetting over de dierenvergoddelijking, de specialiteit van de Egyptische afgodendienst, wijst hierop.
Auteur
De naam van de schrijver is onbekend, maar het boek dat hij naliet, maakt het wel mogelijk een beeld van hem te schetsen. Hij is een gelovige Jood, die zijn volk en godsdienst liefheeft. Hij rekent zich tot de Israëlieten, het volk dat door God op bijzondere wijze 'uitverkoren en bemind' wordt, het volk met 'een grote zending'. Hij kent de heilige geschriften en de geschiedenis van zijn volk grondig: hij heeft er diep over nagedacht en weet er overvloedig uit te putten bij de samenstelling van zijn werk, waartoe liefde en bezorgdheid voor zijn volk en godsdienst hem hebben aangezet.
Hellenistisch
De auteur is een Jood, levend in een land met een hellenistische cultuur. Hoewel hij toegewijd was aan zijn godsdienst en een trouwe zoon was van zijn volk, stond hij toch open voor de hellenistische beschaving. Hij schreef zijn werk in het Grieks van een ontwikkeld mens die deze taal als moedertaal gebruikt. De lange samengestelde zinnen ingewikkelde zinnen, opsommingen, de kettingredenering in 6,17-20, het gebruik van wijsgerige termen enzovoorts, wijzen op beïnvloeding vanuit het hellenistische milieu. Ook kan daarbij gewezen worden op zijn opsomming van wat Ambrosius de 'kardinale deugden' zal noemen: gematigdheid, voorzichtigheid, rechtvaardigheid en moed. Deze lijst van vier deugden wordt al aangetroffen bij de Atheense wijsgeer Plato in diens Politeia. Het is Aristoteles die ze in de Ethica Nicomachea verder zal uitwerken.
Psycholoog
Tevens toont de auteur zich vooral als psycholoog en denker. Als psycholoog heeft hij de neiging en het vermogen zich in anderen in te leven. Men kan wijzen op de verzen 2,1-20, waar hij zich de geestesgesteldheid van de afvallige Joden indenkt, en aldus, logisch en psychologisch, hun levenswijze en hun houding tegenover de trouw gebleven joden verklaart. Men kan wijzen op 14,15-21, waar hij twee vormen van de vergoddelijking van beelden langs psychologische weg tracht te verklaren. Men kan wijzen op 17,3-19, waar hij zich inleeft in de situatie van degenen die door een langdurige, volslagen duisternis gevangen gehouden worden. Vervolgens probeert hij hun angsten te beschrijven en te verklaren.
Vorm
Het is ook aan psychologische begaafdheid toe te schrijven dat hij een vorm vindt die de belangstelling van de lezer vasthoudt. Zo presenteert hij niet in eigen naam de dwaalleer van de goddelozen, maar laat hij hen die zelf voordragen, zoals hij ook henzelf de ontgoocheling laat uitspreken. Zo geeft hij in het tweede deel van zijn werk niet in eigen persoon het onderricht in de wijsheid, maar laat het Salomo doen. Verder weet hij de aandacht te boeien door tegenstellingen. Tegenover de goddelozen plaatst hij de rechtvaardigen; tegenover de smeekbeden aan het godenbeeld plaatst hij wat het godenbeeld feitelijk vermag; in een reeks tegenstellingen wordt het werk van Gods voorzienigheid telkens duidelijk gemaakt.
Denker
Hij is ook denker. Hij wil in problemen doordringen en een oplossing geven. Hij gaat in op het probleem van geluk, kinderrijkdom en hoge leeftijd bij goddelozen en het gemis ervan bij rechtvaardigen. Bij dat doel past ook het ingaan op het probleem van de afgoderij, waarvan hij de verschillende vormen beschouwt en oorzaken en gevolgen aangeeft. Dat doel vroeg echter niet onmiddellijk de brede behandeling van het probleem van het goddelijke straffen en nog minder de bespreking van het probleem van het wonder of van het meinedig zweren bij goden die niet bestaan.
(Deutero)canoniek
Het boek Wijsheid behoort tot de deuterocanonieke boeken, tot de boeken dus waarvan het geïnspireerde karakter in de oude tijden niet eenstemmig door allen aanvaard is. Origenes (184-254) en Athanasius (295-373) beschouwden het wel als een stichtelijk maar niet als een geïnspireerd boek. Dat geldt ook voor Hiëronymus (342-419), die het niet in de Vulgaat opnam. Toch ontbrak het in geen enkel oud handschrift van de Septuaginta.
Christelijke traditie
Het boek Wijsheid is in het Nieuwe Testament bijzonder door Paulus benut. Het boek wordt ook benut in de oudste christelijke geschriften: de Didachè (90-100) en de Pastor Hermae (140-155).
Met dank aan de Katholieke Bijbelstichting (KBS) die de 'Inleiding op het boek Wijsheid' (Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995) welwillend ter beschikking heeft gesteld voor verwerking in dit lemma.