Joannes Zwijsen was de eerste aartsbisschop van Utrecht na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853.
Jeugd
Joannes Zwijsen werd geboren op 28 augustus 1794 in het Maasdorp Kerkdriel (Bommelerwaard, Gelderland) als oudste zoon van molenaar Petrus Zwijsen en diens tweede vrouw Wilhemina van Herpen. Joannes groeide op in de periode van de Bataafse Republiek en het Franse keizerrijk. De Katholieke Kerk in Nederland had in die tijd geen eigen bisschoppen.
Opleiding
Zijn eerste onderricht ontving hij op de 'Franse School' in Reek. Daarna ging hij naar de Latijnse School in Uden (1808-1810) en die in Helmond (1810-1813). Zwijsen studeerde van 1813 tot 1817 aan het grootseminarie van Herlaer (Sint-Michielsgestel).
Priester
Zwijsen werd op 19 januari 1817 diaken gewijd op het kasteel Wissen bij Kevelaer door een wijbisschop van Münster. Zijn priesterwijding ontving hij op 20 december 1817 uit handen van graaf Franciscus de Méan, oud-prinsbisschop van Luik en toen aartsbisschop van Mechelen.
Pastoor te Best
Zijn eerste pastorale ervaring deed hij op in Tilburg, waar hij assistentie verleende in de parochie van 't Heike, waarvan de pastoor nog een witheer van de abdij van Tongerlo was. Vervolgens werd Zwijsen aangesteld tot kapelaan in Schijndel. In 1828 werd hij benoemd tot pastoor in Best. Daar voerde hij een streng bewind, met name betreffende de discipline bij het kerkkoor. In 1829 ontmoette hij Willem I, die op doorreis was. Op eigen initiatief hield hij in het Latijn een toespraak tot de koning, die daarop de pastoor van Best bij hem in zijn koets uitnodigde.
Sociale nood
In 1832 werd Zwijsen benoemd tot pastoor van de parochie waar hij als jong priester ooit begonnen was: de Sint-Dionysiusparochie in Tilburg ('t Heike). Vanwege de armoede onder de textielarbeiders besloot hij een religieuze zustercongregatie te stichten, speciaal voor het lager onderwijs. Spoedig werden de zusters ook ingezet bij de zorg aan wezen, ouderen, zieken en gehandicapten. Gedurende zijn gehele pastoraat in 't Heike had hij oog voor de sociale nood, zonder zich echter te bekommeren om de oorzaak daarvan.
Willem II
Kroonprins Willem, die van 1830 en 1839 regelmatig in garnizoensstad Tilburg verbleef, had grote achting voor de pastoor van de Sint-Dionysiuskerk. De twee sloten vriendschap. Ook nadat hij in 1840 was ingehuldigd als koning Willem II bleef hij Zwijsen in Tilburg bezoeken. Toen hij in 1849 in Tilburg op sterven kwam te liggen, logeerde een groot deel van de koninklijke familie in Zwijsens pastorie.
Titulair bisschop van Gerra
Nederland was sinds de Reformatie een missiegebied, bestuurd door zogeheten apostolische vicarissen, die rechtstreeks onder de bestuursmacht van de paus vielen. In 1831 was Henricus den Dubbelden aangesteld tot bestuurder van het apostolische vicariaat 's-Hertogenbosch. Toen hij in 1842 bisschop werd gewijd, werd Zwijsen zijn coadjutor met recht van opvolging. Zwijsen was voorafgaande aan zijn eigen bisschopswijding op 17 april 1842 benoemd tot titulair bisschop van Gerra (Egypte). De hoofdconsecrator van de wijding in de Heikese parochiekerk was mgr. C.L. baron van Wyckerslooth van Schalkwijk. Als bisschoppelijke wapenspreuk had Zwijsen Mansuete et Fortiter ('Zachtmoedig en Sterk') gekozen.
Fraters van Tilburg
In de periode van zijn coadjutorschap stichtte Zwijsen een congregatie van mannelijke religieuzen, speciaal gericht op de opvoeding en het onderwijs van achtergestelde kinderen. Net als de door hem gestichte zustercongregatie wijdde hij de broeders toe aan Onze Lieve Vrouw van de Barmhartigheid. De broedercongregatie werd bekend onder de naam 'Fraters van Tilburg'.
Contacten met Rome
In 1847 fungeerde Zwijsen vanwege zijn uitstekende contacten met de apostolische nuntius en met de Nederlandse minister van Katholieke Eredienst als vice-superior van de Missio Hollandica en als tijdelijk zaakgelastigde van de Heilige Stoel. Dat betekende dat de apostolische vicarissen in Nederland de pauselijke decreten en andere documenten voortaan ontvingen via de coadjutor van 's-Hertogenbosch.
Apostolisch vicaris van Den Bosch
Op 13 oktober 1851 overleed mgr. Den Dubbelden. Omdat Zwijsen zijn coadjutor met recht van opvolging was, trad hij op deze dag aan als nieuwe apostolische vicaris van 's-Hertogenbosch.
Herstel bisschoppelijke hiërarchie
Met het concordaat dat paus Leo XII in 1827 met koning Willem I had gesloten, begonnen de plannen om de bisschoppelijk hiërarchie in Nederland te herstellen. Koning Willem II, die de katholieken goed gezind was, besloot de gesprekken met Rome hierover te intensiveren. Op 4 maart 1853 werd het herstel van de hiërarchie een feit met de pauselijke bul Ex qua die arcano. Daarmee werd het apostolisch vicariaat van 's-Hertogenbosch verheven tot bisdom. De apostolische administrator van dit nieuwe diocees werd Zwijsen. Hij werd geen diocesaan bisschop van Den Bosch, omdat de paus hem ook had benoemd tot hoofd van het nieuwe aartsbisdom Utrecht.
Aartsbisschop van Utrecht
Zwijsen was niet blij met zijn benoeming. Als het aan hem had gelegen dan was Utrecht geen aartsbisdom geworden maar 's-Hertogenbosch. De paus besliste anders en wees Zwijsen aan als metropoliet van Utrecht. Zwijsen gehoorzaamde. Op 21 april 1853 nam hij bezit van de aartsbisschoppelijke zetel. Zwijsen was daarbij niet zelf in Utrecht aanwezig. Hij vond het vanwege de politieke crisis die door het herstel van de kerkelijke hiërarchie was ontstaan, verstandiger zich te laten vertegenwoordigen door zijn secretaris. Op 7 november 1853 legde bisschop Joannes van Hooydonk van Breda namens de paus hem in grootseminarie Bovendonk te Hoeven het pallium op, het teken van metropolitane waardigheid en aanhankelijkheid aan de Heilige Stoel.
Huize Gerra
Zwijsen mocht zich van de regering niet in zijn residentiestad Utrecht vestigen. Hij liet daarom in Noord-Brabant een huis voor zichzelf bouwen. Het bevond zich tussen Den Bosch en Tilburg, bij het grootseminarie in Haaren. De woning noemde hij Huize Gerra, naar de naam van zijn titulair bisdom.
Krachtig bestuurder
Het aartsbisdom Utrecht omvatte de provincies Gelderland boven de Waal, Utrecht, Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen. Zwijsen nam de organisatie van het nieuwe aartsdiocees krachtig ter hand. Hij stichtte parochies en richtte dekenaten op. In 1857 richtte hij het aartsdiocesaan grootseminarie Rijsenburg op. Zwijsens biograaf Jan Peijnenburg (1996) schreef dat “hij tegenover zijn priesters strèng èn met veel begrip optrad”; “Inzake liturgie en vroomheid, met name als het gaat over de sacramenten van biecht en huwelijk, ontmoeten we een wettische man, soms zelfs op het scrupuleuze af.”
Mysterieuze moordaanslag
In de nacht van 14 op 15 juli 1863 vond in Huize Gerra een moordaanslag op de aartsbisschop plaats. Zwijsen werd badend in het bloed aangetroffen, met een kogel in zijn lichaam. Ook was er 5.000 gulden gestolen. De zaak is nooit opgelost. De aartsbisschop herstelde snel en vestigde zich voorlopig in het Fraterhuis in Tilburg. De aanslag is mogelijk de aanleiding geweest voor Zwijsens verhuizing naar Den Bosch. Op 14 maart 1864 kocht hij een herenhuis in de Peperstraat, dat nog steeds dienst doet als bisschoppelijk paleis.
Provinciaal Concilie
In 1865 presideerde aartsbisschop Zwijsen het Provinciaal Concilie, gehouden in de Sint-Janskathedraal in 's-Hertogenbosch. Dit concilie beoogde de strakke ordening van de Nederlandse kerkprovincie en de emancipatie van het katholieke volksdeel. De kerkelijke doctrine werd nauwelijks tot niet besproken. Veel aandacht werd er besteed aan de organisatie van de catechese.
Concilievader Vaticanum I
Als voorzitter van het Nederlandse episcopaat had Zwijsen grote invloed bij de bisschopsbenoemingen door de paus. Rome bezocht hij driemaal: in 1854 bij de afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis, in 1862 toen hij regelde dat Andreas Schaepman zijn opvolger zou worden, en in 1870 bij het Eerste Vaticaans Concilie.
Bisschop van Den Bosch
Begin 1868 verzocht Zwijsen de paus hem te ontslaan van het zware ambt van aartsbisschop. Op 4 februari 1868 verleende Pius IX hem eervol ontslag als aartsbisschop van Utrecht; tegelijk benoemde de paus hem tot diocesaan bisschop van 's-Hertogenbosch, waarvan hij al sinds 1853 de administrator was. Hij droeg de titel aartsbisschop-bisschop. Tot het laatst toe heeft hij krachtig leiding gegeven aan het bestuur van zijn thuisbisdom.
Overlijden
In de zomer van 1877 werd Zwijsen getroffen door ernstige vermoeidheid. Op 16 oktober 1877 overleed hij op 83-jarige leeftijd. Drie dagen later werd in de Sint-Jan van de Den Bosch zijn requiemmis gecelebreerd door aartsbisschop Andreas Schaepman. Hij werd begraven op de begraafplaats Groenendaal in de Bossche wijk Orthen.
Bron:
Dr. J.W.M. Peijnenburg (1996). Joannes Zwijsen, bisschop. Tilburg: Zuidelijk Historisch Contact.