München (KNA) 8 januari 2022 - De voorzitter van de Duitse Bisschoppenconferentie, mgr. Georg Bätzing, en Caritas-voorzitter Eva Welskop-Deffaa, hebben vandaag gewaarschuwd tegen een versoepeling van de abortuswetgeving in de Bondsrepubliek Duitsland. Kardinaal Reinhard Marx voert ook campagne voor de handhaving van het verbod op reclame voor abortus.

Bondsminister voor vrouwen-en gezinszaken Anne Spiegel wil onder meer af van paragraaf 219a van het Wetboek van Strafrecht. Daarin wordt verboden om reclame te maken voor abortus. Spiegel, lid van partij Die Grünen, vindt dat daardoor abortusartsen worden gecriminaliseerd. 

Bätzing schrijft in een opiniestuk in de Süddeutsche Zeitung dat het schrappen van de bestaande wetgeving de bescherming van het ongeboren leven zou terugdraaien. Hij vindt het plan in elk geval niet en “vooruitstrevend en modern”. De bestaande normen voor de bescherming van het leven zijn niet de overblijfselen van een ingekapselde samenleving, benadrukt de bisschop. 

Bätzing heeft kritiek op verschillende projecten in het regeerakkoord. Met betrekking tot paragraaf 218 schrijft de bisschop dat de Kerk er nooit een geheim van heeft gemaakt dat de bescherming van het ongeboren kind niet ver genoeg kan gaan. De bestaande verordening was tot stand gekomen na harde conflicten. “Maar dit compromis, dat al tientallen jaren bestaat, ontrafelen, betekent nu dat het sociale onderhandelingsproces opnieuw moet worden geleid".

De voorzitter van het Duits episcopaat wijst erop dat het Federale Constitutionele Hof de speelruimte van de wetgever heeft beperkt: “De staat heeft de plicht het ongeboren leven te beschermen.” 

De bisschop pleitte ook voor het behoud van het omstreden verbod op abortusreclame. Dit verbod draagt volgens hem bij tot objectieve en serieuze advisering en voorlichting.

Hij verzet zich principieel tegen het voornemen van de huidige bondsregering om een “commissie reproductieve zelfbeschikking en voortplantingsgeneeskunde” in te stellen en daarin onder meer te onderzoeken of regulering van abortus buiten het wetboek van strafrecht mogelijk is. “Wij achten een dergelijke regeling buiten het strafwetboek om ontoereikend met het oog op de bescherming van het leven”, schrijft Bätzing.

Ook Eva Welskop-Deffaa, voorzitter van de rooms-katholieke hulporganisatie Deutscher Caritasverband, heeft zich tegen de afschaffing van het verbod op reclame voor abortussen uitgesproken. In de Neue Osnabrücker Zeitung zegt zij dat er op internet voldoende informatie bestaat over waar vrouwen hun vrucht kunnen laten weghalen. Zij voegt eraan toe: “Ik was er getuige van hoe het compromis over paragraaf 218 werd bereikt. De eis tot schrapping van § 219a stelt dit moeizaam bereikte compromis ter discussie. Ik ben er voorstander van er voorzichtig mee om te gaan.”

In een radiobijdrage voor Bayerischer Rundfunk pleitte kardinaal Reinhard Marx, aartsbisschop van München en Freising, voor respectvolle debatten die één norm niet ondermijnen, en dat is de onvoorwaardelijke bescherming van elk leven, “waarover niet te onderhandelen valt en dat niet ondergewaardeerd mag worden”. Het lijdt geen twijfel “dat er situaties kunnen zijn die zeer moeilijk zijn voor het leven van een aanstaande moeder”, aldus de kardinaal. Daarom is het des te belangrijker “als samenleving in deze situatie klaarwakker te blijven en solidair op te treden om het leven van moeder en kind te kunnen behouden”. Volgens Marx gaat de discussie over het verbod op abortusreclame “niet over gemakkelijke vragen, maar over de fundamentele vraag of reclame voor een abortus grenzen verlegt in onze perceptie en evaluatie van het leven”.

De paragrafen met betrekking tot abortus staan in de sectie ‘Misdrijven tegen het leven’ van het Wetboek van Strafrecht (Strafgesetzbuch, StGB). Het verbod op abortusreclame, § 219a, verbiedt het aanbieden, aankondigen of bevorderen van abortussen uit winstbejag of indien dit op grove beledigende wijze geschiedt. Dit is ook om ervoor te zorgen dat abortus niet als een normale dienst wordt gezien. De SPD, de FDP en Die Grünen (de zogenoemde ‘Verkeerslichtcoalitie’) waren in hun regeerakkoord overeengekomen de paragraaf te schrappen.