Königstein im Taunus, 12 februari 2021 - In een artikel in de ZEIT-bijlage Christ&Welt (C&W) wordt de in 2003 overleden Nederlandse norbertijn Werenfried van Straaten in staat van beschuldiging gesteld. De stichter van de hulporganisatie Kerk in Nood (Aid tot he Church in Need, ACN), bijgenaamd de ‘Spekpater’ wegens zijn inzet voor vluchtelingen uit Oost-Europa na de Tweede Wereldoorlog, wordt in verband gebracht met een ernstige aanranding. Van Straaten zou in 1973 een 23-jarige werkneemster seksueel hebben misbruikt.
In een verklaring distantieert Kerk in Nood zich uitvoerig van het gedrag waarvan pater Van Straaten wordt beschuldigd en zegt de beschreven ernstige beschuldigingen ten zeerste te betreuren.
In het Vaticaan zijn de beschuldigingen, zoals het C&W-artikel aangeeft, al meer dan tien jaar bekend. Tussen 2009 en 2011 verrichtte de hulpbisschop van Paderborn, Manfred Grothe, in opdracht van paus Benedictus XVI een apostolische visitatie bij ACN. De bevindingen van zijn onderzoek beschreef hij in 2010 een brief aan de toenmalige prefect van de Congregatie voor de Clerus, kardinaal Mauro Piacenza. Een kopie van die brief is door een onbekende persoon doorgespeeld naar de C&W-redactie.
Naast de aanranding van de jonge vrouw werd Van Straaten beschuldigd van mateloosheid in levensstijl, aanzienlijke tekortkomingen in het personeelsbeleid en ontvankelijkheid voor fascistoïde denkbeelden.
Toen ACN in 2010 voor het eerst hoorde van de beschuldiging van aanranding, heeft de leiding van de organisatie het slachtoffer onmiddellijk benaderd en een persoonlijk gesprek met haar gezocht. Aangezien haar relaas voor de verantwoordelijken geloofwaardig leek, stemde de hulporganisatie ermee in het slachtoffer een financiële tegemoetkoming te doen. “10.000 euro als poging tot erkenning van het leed dat zij had ondervonden en 6.000 euro ter voldoening van pensioenaanspraken uit hoofde van haar voormalige dienstbetrekking bij Kerk in Nood”, zo laat ACN weten.
Na kennis te hebben genomen van de zaak, had de organisatie onmiddellijk de Congregatie voor de Clerus en de voorzitter van de Duitse Bisschoppenconferentie op de hoogte gebracht van de beschuldigingen. Ook de verantwoordelijke bisschop van het bisdom van herkomst van de betrokkenen en de verantwoordelijke persoon van de Orde der Premonstratenzers, waar Van Straaten in 1934 was toegetreden, werden van de beschuldigingen op de hoogte gesteld. Het grote publiek werd echter niet geïnformeerd. De reden daarvoor was volgens ACN dat de betrokken vrouw de wens had geuit de beschuldiging vertrouwelijk te behandelen. “Er was ook het belang om reputatieschade aan het werk te voorkomen en de projecten niet in gevaar te brengen”, aldus het hoofdbestuur van de internationale hulporganisatie.
Met betrekking tot de andere beschuldigingen verduidelijkt ACN: “Er zijn in zijn geschriften gedurende de 55-jaar waarin hij onze hulporganisatie leidde (1947-2003), geen aanwijzingen voor extreemrechts of fascistisch gedachtengoed. Integendeel, pater Van Straaten veroordeelde dictaturen en nam er krachtig stelling tegen.” Wat het personeelsbeleid van de Spekpater betreft, wijst ACN erop dat de toenmalige managementstijl niet overeenstemde met de huidige opvattingen over human resource management.