Oud-programmamaker bij KRO-NCRV Margot van Schayk (46) heeft bergen en dalen grondig verkend en blikt daar nu ze ongeneeslijk ziek is op terug. “Ik liet alles los en merkte dat ik daardoor weer veerkracht begon te voelen. Ik kon gelukkig zijn met wat er van me over was, ook al was het niet veel.”
Nee, ze had geen behoefte om een gedetailleerd boek te schrijven over tumoren en behandelingen. “Dat is me te particulier”, zegt Margot van Schayk. Ze weet er alles van, hoor. Al in haar puberteit kreeg ze te maken met kwaadaardige cellen; inmiddels heeft ze voor de vierde keer te dealen met kanker en is de ziekte ongeneeslijk. Liever vertelt ze in haar boek Ik val niet, ik dans het verhaal over haar leven. “Wat heb ik van al die ervaringen opgestoken? Wat kan ik overdragen op een ander, zodat die niet eerst hoeft te vallen, maar direct leert dansen?”
Het vertellen van een verhaal zit een beetje in haar bloed, zegt ze in de woonkeuken van haar huis in Weesp. Als kind verkocht ze al zelfgeschreven verhalen in de buurt. Ze studeerde dramaturgie en werkte in de journalistiek. Voor haar eigen verhaal koos ze een bijzondere vorm. Ze springt heen en weer tussen de jaren waarin zich de kanker in haar leven openbaarde (1987, 2004, 2015 en 2019) en wisselt dat af met brieven aan haar tumor: “Na mijn milt en mijn schildklier heb ik ook mijn borsten als onderpand aan jou gegeven voor mijn leven. Het leek me een goede overeenkomst; ik heb er geen nacht van wakker gelegen. Geen ruzie, geen ontkenning, geen machogedrag meer van mij. Alleen overgave. Dacht ik.”
Er is iets in mij wat de macht probeert over te nemen.
Waarom brieven aan je tumor? 'Omdat kanker al zo lang een feit is in mijn leven, merkte ik dat het bijna een personage, een metgezel was geworden. Ik kreeg daardoor, als ik weer eens een sombere diagnose met de wereld had te delen, steeds meer moeite met mensen die steevast beginnen over die k-ziekte in je lijf. Zo praten mensen over kanker: mij krijg je er niet onder, wacht maar klootzak, f* you. Maar de ziekte ging zozeer bij mij horen, dat ik – als eigenaar van een valse hond – hem toch een beetje ging beschermen. Het is wel míjn hond, hè.'
'In de eerste brieven is de tumor nog wel een grote opponent. Zo heb ik hem toen ook ervaren. Maar later dacht ik steeds vaker: we zitten hier samen in, tumor; als jij mij omverhaalt, ben je er zelf ook niet meer. We zijn als een gijzelaar en een gijzelnemer die lang met elkaar in één kamer zitten en een zekere sympathie voor elkaar krijgen. Maar gegijzeld word ik wel ja, zo voelt het.' Wat is de inzet van de gijzeling? 'Er is iets in mij wat de macht probeert over te nemen.'
'Er zijn natuurlijk kankers waarvan je niet direct overstag hoeft te gaan, maar ook die hebben een enorme impact. Omdat de ziekte een aanval is op je integriteit, je bestaansrecht. Ik heb dat zelf de eerste keren ook onderschat. Ik dacht: ik ben genezen verklaard, het ligt achter mij, ik heb weer haar, ik leef verder. Ik ben een beetje op de vlucht geslagen.'
Niet zo gek als je jong bent. 'De eerste keer dat ik ziek was, heeft me jaren gekost. Toen ik er eenmaal uitkwam, had ik een enorme vaart om alles te ervaren en te weten. Ik was gretig, kon niet wachten. Ik heb in mijn studententijd weinig gefeest, want ik móest leren, ik wilde mijn carte blanche bij de universiteit volledig inzetten. Ik had wel iets meer kunnen ontspannen.' Je noemt je boek een bevrijding. Waarvan? 'Ik heb altijd gekeken naar wat voor me ligt, nooit achterom – dat is een goede overlevingsstrategie. Maar er is een bepaald kantelpunt waarop blijkt dat je te veel meesleept. Dat punt bereikte ik.'
Ik begon weer veerkracht te voelen
'Bij de laatste boodschap in 2019 merkte ik dat nooit gas had teruggenomen, nooit in therapie was geweest of had gemediteerd. Wat nou therapie? Ik slaag er toch in mezelf gaande te houden? Terwijl ik dacht dat ik de boel onderweg wel had opgeruimd, sleepte ik een hele kluwen achter me aan. Als ik een tip aan mijzelf van tien jaar geleden had mogen geven – na twee keer kanker – dan zou ik zeggen: slow down Margot, stop een half jaar met werken. Je hoeft niet zo blind die carrière qua volume op tien te zetten, het kan best wat zachter. Neem meer tijd voor jezelf, voor muziek, een boek. Ga wat meer bij jezelf naar binnen.'
'Het leven werd op een gegeven moment wel heel zwaar. Toen de laatste diagnose kwam, had ik het idee uitgeput te zijn, als een Duracell-konijn dat ineens omdondert.' Je was echt zo’n carrièretypje? 'Ik kon wel doordenderen. Door die tumor uit mijn jeugd had ik een uitbundige bewijsdrang. Ik had leuk werk; ik vloog naar LA en moest voor meetings naar Londen. Als leidinggevende was ik zo’n Marike Stellinga-achtige radicaal die vond dat alle vrouwen fulltime moesten werken. Als vrouwen inhielden of stopten, was ik teleurgesteld. Maar ik moest zelf ook stoppen.'
'Bij de laatste diagnose in 2019 viel het van de ene op de andere dag stil. "Als ik niet lang meer te leven heb", zei ik tegen mijn werkgever, "kom ik niet meer werken, het spijt me." Ik had in die tijd wel een grote laag om me heen. Daarna begon het afpellen. Het werk viel weg, mijn haren vielen uit, mijn fitheid verdween. De rol van vriendin en dochter kon ik niet goed meer vervullen; ik concentreerde me op mijn gezin. Ik liet alles los en merkte dat ik daardoor weer veerkracht begon te voelen. Ik kon gelukkig zijn met wat er van me over was, ook al was het niet veel.'
'Zonder die drukdoenerige kant van mezelf kan ik ook meer in contact zijn met anderen. Door wat ik allemaal heb meegemaakt, kan ik anderen helpen.' Onder aan de berg is ook geluk te vinden, schrijf je. 'Ja, meer zelfs dan je boven op de berg denkt. Ik leef veel bewuster. Ik had daarvoor niet per se ziek hoeven worden, maar was anders nooit gedwongen om meer naar mijn hart te luisteren.'
Om bij je geluk te komen, moet je tegendruk geven
'Als je de hele dag op je werk kapot gepraat en vergaderd wordt, ben je minder ontvankelijk en geduldig. Nu ben ik een spons die alles ziet en voelt en veel kan geven. Ik ben bezig het reservoir van mijn zoon Tomas van zeven zo vol mogelijk te stoppen met liefde en levenslessen. Ik wil hem dingen leren die hij op school niet leert, zoals fikkie stoken, maar ook meegeven: je leven is een kunstwerk, het is een leeg doek waarvoor je zelf de kleuren moet kiezen. Ik wil er zijn voor hem. Het moederschap heeft alles anders gemaakt, omdat ik nu een grote verantwoordelijkheid en betekenis voor een ander voel. Het is waarvoor ik leef, nog.' Om bij je geluk te komen, moet je tegendruk geven, schrijf je ook. Hoe doe jij dat? 'Als er iets zwaars op je ligt – zoals we nu ook allemaal voelen tijdens de coronacrisis – heb je veel redenen om ontevreden te zijn, angstig, boos. Maar hoe groot maak je dat?'
'Buiten zijn helpt mij enorm. De natuur is onverschillig; het zal de bomen en de bloemen worst wezen of ik kanker heb of niet. Dat brengt me in balans. Mediteren ook, het geeft kracht en energie. Omdat ik dan voel dat ik mezelf in de hand heb en mijn stemming kan beïnvloeden. Waarmee ik niet wil zeggen dat het toch maakbaar is. Maar zelfs in het lijden of de neergang heb ik nog een grote regie. Het geeft me het gevoel dat ik niet de berg afrol, of alleen als ik dat zelf wil. En soms voel ik zelfs dat ik een beetje de berg óp kan en geen speelbal ben van het lot. Ondertussen rol ik af en toe echt wel de berg af, hoor. Ik zit hier niet als een soort Boeddha die zegt dat het me elke dag weer lukt. Maar wel vaak.'
TEKST: BERT VAN DER KRUK
FOTO’S: ROGIER VELDMAN