Jongleur David Severins (32) wist al vroeg dat hij het circus in wilde.
“Mijn vader is een groot fan van circus en theater. Hij nam mij als jongetje van drie al mee naar het circus in Nijmegen, waar ik geboren ben. Circus Aladdin. De circusartiesten maakten enorm veel indruk op mij. Vooral jongleur Ronny Boy was geweldig. Die man jongleerde met van alles: ballen en kegels, maar ook hoeden en sigarenkistjes. Thuis ben ik meteen gaan oefenen.
Het was magie. De artiesten in het circus waren voor mij echte helden. Zij deden dingen die verder niemand kon, en werden daarom bewonderd. Het circus was een wereld vol kleur en schoonheid, een soort Utopia. Daarom riep ik als kind al dat ik later het circus in wilde. Op verjaardagen kreeg ik altijd jongleerballen, ringen of kegels. Zo heb ik mijn hele jongleershow bij elkaar gesprokkeld.
Mijn ouders waren allebei docent en mijn oudere zus ging naar de universiteit; ik kom dus uit een academisch milieu. Zelf had ik absoluut geen zin in lezen, leren, school. Mijn ouders hebben me steeds aangespoord mijn eigen pad te volgen. Ik ging op toneel en muziekles, altijd wel iets met een podium. Niet omdat ik zo narcistisch ben, maar gewoon omdat ik optreden leuk vind. En omdat ik vaak naar het circus ging, dacht ik: daar hoort dan ook een publiek bij.
Toen ik serieus over mijn toekomst moest nadenken, ging ik wel een beetje twijfelen. Ik had een artikeltje gelezen over een circusclown die voor de veiligheid toch maar eerst pabo had gedaan. Daar koos ik ook voor, niet omdat het moest van mijn ouders, maar uit mezelf. Een beetje koudwatervrees, denk ik. Het duurde maar een half jaar, daarna was ik met gierende banden weg. Veel te schools. De leraar op mijn stageadres zei: ‘Je wordt vast een goede docent, maar dat kan altijd nog. Ga eerst je circusdroom achterna.’
Een half jaar later zat ik op de circusacademie, Codarts Circus Arts. Dat voelde heel logisch. Het was ook spannend, omdat ik veel meer moest leren dan alleen jongleren, en dan ook nog samen met twintig anderen die ook wel wat konden. In het derde jaar liep ik stage bij een grote dinnershow in Hilversum. En ik deed een circusfestival in Duitsland. Zo bouwde ik tijdens mijn opleiding al een netwerk op.
De circusartiesten waren echte helden
Daarna begon ik met optredens op bedrijfsfeesten en in dinnershows, en bijvoorbeeld een circusfestival in Zwitserland. Heel bijzonder was de Franse tv-show Le plus grand cabaret du monde. Als kind keek ik al naar dat tv-programma en altijd dacht ik: ooit sta ik daar. Na dat optreden kreeg ik allerlei aanbiedingen. Bijna altijd waren dat acts van zes of zeven minuten.
Inmiddels ben ik bezig met een theaterprogramma van vijftig minuten, mijn eerste soloprogramma. Ik heb dat nu één keer gedaan. Ik was enorm zenuwachtig, de adrenaline gierde door mijn lichaam. Maar als het dan lukt, geeft het enorm veel zelfvertrouwen. Ik vind het tof om mensen even mee te nemen in een andere wereld, zodat ze hun werk en huishouden vergeten en kunnen genieten van iets moois.
Het klinkt misschien makkelijk, maar zo is het allemaal niet. Er is veel meer aanbod dan vraag naar acts. En je bent vaak afhankelijk van wat een ander van je vindt. Je kunt nog zo veel oefenen en trainen, uiteindelijk heb je iemand nodig die zegt: ‘Ik ga jou boeken’. Daar kan ik soms knap onzeker van worden. De laatste tijd dacht ik bijna dagelijks: zitten er nou echt mensen te wachten op vijftig minuten David? Zijn er echt theaters die dat willen? Daar moet ik dan doorheen. Als ik door blijf gaan, ben ik ervan overtuigd dat het me lukt.”
Tekst: Bert van der Kurk
Foto: Duco de Vries