16-10-2019

Het is vandaag precies honderd jaar geleden dat de Sacré-Coeur van Montmartre werd gewijd. Komend weekend wordt ter gelegenheid daarvan een jubeljaar in de beroemde Parijse basiliek geopend. Tot 18 oktober 2020 vinden er het hele jaar door speciale missen, processies, lezingen en bedevaarten plaats. 

De Sacré-Coeur was in 1914 zo goed als af. Maar omdat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd de kerkwijding uitgesteld. Bijna elf maanden na de Wapenstilstand werd het kerkgebouw officieel een godshuis. Op 16 oktober 1919 zalfde kardinaal Léon-Adolphe Amette, de toenmalige aartsbisschop van Parijs, het altaar en de twaalf wijdingspunten op de kerkwanden. De plechtigheid werd bijgewoond door een pauselijke legaat. 

Het gebouw op de zogenoemde Martelheuvel werd ontworpen door architect Paul Abadie (1812-1884). Het getuigt van een tijd van grote politieke spanningen, maar ook van een laatste grote interactie tussen kerk en staat in Frankrijk. 

Montmartre is de heuvel waar de heilige bisschop Dionysius (Frans: Denis) rond het jaar 250 de marteldood stierf. Volgens een legende zou hij zijn afgehakte hoofd hebben opgepakt om het zes kilometer noordwaarts weer neer te leggen. Op die plek verrees de gotische kathedraal van Saint-Denis, waar later de koningen van Frankrijk werden begraven. Op Montmartre werd een koninklijke benedictinessenabdij gebouwd, die in 1794 tijdens de Franse Revolutie werd afgebroken; de laatste abdis eindigde op het schavot.

Pas in 1860 werd de heuvel geannexeerd door de snel groeiende gemeente Parijs. Montmartre behield zijn dorpse karakter totdat de bouwkoorts, aangewakkerd door de stedenbouwkundige Georges-Eugène Haussmann (1809-1891), de armen van Parijs naar de rand van de stad dreef. De noordkant van Montmartre met zijn zogenoemde Maquis (kreupelhout), zijn verlaten binnenplaatsen, kazernes en miserabele woningen werd een oord voor dieven, prostituees en kleine criminelen. Sinds de jaren 1880 vestigden zich hier ook steeds meer antiburgerlijke kunstenaars, die zichzelf bohémiens noemden. In dit klimaat van armoede, promiscuïteit en avant-garde konden de zaden van een sociale revolutie goed ontkiemen. In maart 1871, na de nederlaag in de Frans-Duitse oorlog, brak op Montmartre de opstand van de Commune van Parijs tegen de overgangsregering uit. Ongeveer 30.000 mensen stierven als gevolg van geweld of executies. Ook daarna bleef de wijk een broedplaats van radicaal links en revolutionaire ideeën.

In 1872 besloot de nieuwe aartsbisschop van Parijs, Joseph Hippolyte Guibert, het plan te verwerkelijken van een nationale verzoeningskerk, gewijd aan het Heilig Hart van Jezus. Het idee van een christelijk herstel van de martelaarsheuvel werd door het Franse parlement gesteund. Op dat moment kon nog niet worden voorzien dat in 1905 het Franse secularisme oftewel de laïcité zijn intrede deed: de strikte scheiding van kerk en staat.

Tijdens de bouw van de kerk, die duurde van 1875 tot 1914, werd de wijk Montmartre grondig heringericht. Langs grote trappen werden geraffineerde woongebouwen neergezet, waarbij de lagere klasse opnieuw op grote schaal werd verdreven. 

Al vóór de voltooiing van de nationale ‘Verzoeningsbasiliek’ werden er bedevaarten naar de nieuwe kerk op Montmartre georganiseerd. Daarbij werd vurig gebeden voor de vrede tussen de volken en voor de maatschappelijke vrede. En er werd boete gedaan om eerherstel van het Heilig Hart te verkrijgen. 

De kerk was opgetrokken uit travertijn. Architect Abadie had gekozen voor een romaanse en Byzantijnse stijl. Het grootste deel van de werkzaamheden werd in 1912 voltooid en het hele gebouw werd uiteindelijk in 1914 voltooid.

De Sacré-Coeur werd in linkse kringen beschouwd als symbool van conservatisme. Antiklerikalisten hebben het gebouw altijd verafschuwd. Nog steeds is het een doorn in het oog van veel Parijzenaars. In 2017 kreeg een drastisch voorstel voor de jaarlijkse burgerwedstrijd ter verfraaiing van de stad brede steun: een groot sloopfeest. Burgemeester Anne Hidalgo zei echter dat een sloop “niet toegestaan” was. De basiliek is immers beschermd vanwege haar monumentale status. Bovendien is ze niet zoals het merendeel van de historische kerken van Frankrijk het eigendom van de staat, maar van het aartsbisdom Parijs.