rk kapel dachau

Rome, 8 mei 2022 – Over een week worden in Vaticaanstad tien zaligen gecanoniseerd, onder wie de Nederlandse pater karmeliet Titus Brandsma. Hij werd op 26 juli 1942 met een gifspuit om het leven gebracht. Dat gebeurde in concentratiekamp Dachau in Beieren. Van de vele politieke gevangenen in Dachau werden er 57 zaligverklaard. Titus Brandsma is de eerste van hen die heilig wordt verklaard.

In de twaalf jaar van het bestaan van het concentratiekamp Dachau (1933-1945) werden zeker 200.000 mensen gevangen gehouden, onder wie 2.147 Nederlanders; ongeveer 41.500 gevangenen vonden er de dood.

Vanaf eind 1940 werden katholieke, protestantse en oosters-orthodoxe geestelijken uit verschillende kampen van het Duitse Rijk en de bezette gebieden bijeengebracht in KZ Dachau.

Tweehonderd priesters, religieuzen en lekengelovigen die in Dachau zaten, worden door de Katholieke Kerk officieel als martelaren beschouwd. Van hen zijn er tot op heden 57 zaligverklaard. 47 van deze zaligen kwamen uit Polen; op twee na behoren zij tot de zogeheten ‘108 Zalige Martelaren’.

overzicht Zaligen van Dachau

Titus Brandsma kwam in mei 1942 aan in Dachau. Daar trof hij zijn medebroeder karmeliet Rafaël Tijhuis aan, die het concentratiekamp overleefde en na de oorlog getuigde van de heiligheid van pater Titus.

In Dachau werd Titus Brandsma, die al in kamp Amersfoort verzwakt was, te werk gesteld. Na vele afranselingen en andere mentale en fysieke ontberingen, was hij totaal uitgeput. Hij raakte in een coma en werd twee dagen later met een gifspuit om het leven gebracht. Dat gebeurde op 26 juli 1942.

Degene die de dodelijke injectie toediende, was een Nederlandse verpleegster, die Titia werd genoemd. Voordat Titus in coma was geraakt had hij haar vriendelijk toegesproken en haar een rozenkrans gegeven. Deze jonge vrouw was toen een niet-gelovige. Na de oorlog bekeerde zij zich tot het katholieke geloof. In 1956, tijdens haar getuigenis voor een tribunaal, zei ze: “Ik voelde onmiddellijk dat hij medelijden met mij had. (...) Op een keer nam hij me bij de hand en zei: ‘Wat ben je toch een arm meisje. Ik bid veel voor je.’” Verder zei ze: “Ik heb een heilige man vermoord.”

Frienzenkerk