Rome, 9 november 2023 - Het Dicasterie voor de Geloofsleer zegt dat er geen principiële beletselen zijn voor transseksuele personen om gedoopt te worden. Ook geeft dit departement van het pauselijk leergezag aan dat transseksuelen en homoseksuelen peetouders kunnen zijn.
Het dicasterie verklaarde dit onlangs in een verzameling antwoorden op een reeks dubia (‘twijfels’), ingediend op 14 juli door bisschop Giuseppe Negri van het Braziliaanse bisdom Santo Amaro.
De zes dubia van mgr. Negri gaan over de vraag of transseksuelen gedoopt kunnen worden, of ze als peetouder kunnen dienen, of actief homoseksuele koppels als ouders van een gedoopt kind kunnen dienen, en of een samenwonende homoseksueel peetouder van een kind of getuige van een huwelijk kan zijn.
In de antwoordbrief, ondertekend op 31 oktober door zowel paus Franciscus als kardinaal Víctor Manuel Fernández, geeft het dicasterie aan dat een actieve homoseksuele levensstijl nog steeds zondig is en een potentiële bron van schandaal, en dat, hoewel dopen mogelijk is, voorzichtigheid geboden is.
“Een transseksueel die een hormoonbehandeling en een geslachtsveranderende operatie heeft ondergaan, kan het doopsel ontvangen, onder dezelfde voorwaarden als andere gelovigen, als er geen situaties zijn waarin er een risico is op het genereren van een publiek schandaal of desoriëntatie onder de gelovigen”, luidt het.
In het geval van een kind of adolescent die transgender is, kunnen ook zij het doopsel ontvangen, “als ze goed voorbereid en bereid zijn”, aldus het Dicasterie voor de Geloofsleer.
Er wordt echter ook uitdrukkelijk vermeld dat voorzichtigheid is geboden als het gaat om bepaalde transseksuele doopkandidaten, “vooral als er twijfels zijn over de objectieve morele situatie waarin de persoon zich bevindt, of over zijn of haar subjectieve dispositie met betrekking tot de genade”.
Daarbij citeert het dicasterie uit de Catechismus van de Katholieke Kerk (CCE) waarin wordt verduidelijkt dat wanneer iemand gedoopt wordt zonder berouw te hebben over “ernstige zonden”, hij of zij niet de “heiligmakende genade” van het sacrament ontvangt, hoewel hij of zij wel het “sacramentele merkteken” krijgt. “Deze toewijding aan Christus en aan de Kerk, tot stand gebracht door de Geest, is onuitwisbaar, zij blijft voor altijd in de christen als een positieve instelling voor genade, een belofte en garantie van goddelijke bescherming, en als een roeping tot goddelijke aanbidding en tot de dienst van de Kerk”, aldus alinea 1121 van de CCE.
Ook haalt het dicasterie Sint-Thomas van Aquino aan, die zei dat wanneer “de belemmering tot genade” wordt verwijderd bij iemand die gedoopt is “zonder de juiste disposities”, de persoon nog steeds tot een leven vanuit de genade geneigd is. Eveneens wordt Sint-Augustinus van Hippo aangehaald; die zei dat “zelfs als een mens in zonde valt, Christus het merkteken dat hij in het doopsel heeft ontvangen niet vernietigt en de zondaar zoekt, in wie dit merkteken is ingekerfd”.
In de brief wordt ook paus Franciscus geciteerd, die in zijn apostolische exhortatie Evangelii Gaudium zegt dat “de deuren van de sacramenten [niet] gesloten mogen worden om welke reden dan ook”, vooral het doopsel, omdat de Kerk “geen douane is, maar een vaderlijk huis waar plaats is voor ieder met zijn of haar zware leven” (EG 47).
Over de vraag of een transseksueel persoon als peetouder kan optreden, betracht het dicasterie een voorzichtige openheid door te zeggen dat onder bepaalde voorwaarden een transseksueel persoon “kan worden toegelaten tot de taak van peter of meter”.
Maar aangezien de rol van peetouder “geen recht is, vereist pastorale voorzichtigheid dat dit niet wordt toegestaan als er gevaar bestaat voor schandaal, onterechte legitimatie of desoriëntatie in de opvoedingssfeer van de kerkgemeenschap”.
Over de vraag of een homoseksueel koppel als ouders kan optreden voor een kind dat door adoptie of draagmoederschap is verkregen en dat ze willen dopen, zegt het dicasterie dat “om het kind te laten dopen er een gegronde hoop moet zijn dat het in de katholieke godsdienst zal worden opgevoed”.
Verder wordt in de antwoordbrief ingegaan op de vraag of iemand met een actieve homoseksuele levensstijl peetouder mag zijn. Het dicasterie verwijst in zijn antwoord naar het canoniek recht en gebiedt een voorzichtige openheid, maar stelt tevens dat meer geschikte kandidaten eerst in overweging moeten worden genomen.
Iedereen die “de bekwaamheid bezit en een leven leidt in overeenstemming met het geloof en met het ambt dat hij of zij op zich neemt, kan peetouder zijn”, luidt het. Er wordt daarbij een moreel onderscheid gemaakt tussen twee homoseksuelen die enkel samenwonen en een homoseksueel paar dat een stabiele en officiële liefdesrelatie “op de wijze van een huwelijk” (more uxorio) heeft die goed bekend staat in hun gemeenschap.
Wat betreft het getuigen bij een huwelijksceremonie, zegt het dicasterie dat “er niets in het huidige kerkelijk recht is dat een homoseksueel of transseksueel persoon verbiedt” om getuige te zijn bij een huwelijk.