33e Zondag door het jaar (a)
H. Antoniuskathedraal, Breda
Pastoor Norbert Schnell

Spreuken 31, 10-13.19-20.30-31
1 Tessalonicenzen 5, 1-6
Johannes 15, 4.5b

Prestatiedruk. In onze tijd wordt dit door steeds meer mensen gevoeld, en vooral ook door jonge mensen. Kleine kinderen worden al op zeer jonge leeftijd getest. Ligt het niveau onder het gemiddelde, dan wordt gekeken naar hoe dat is bij te spijkeren. Achterstanden moeten zoveel mogelijk worden ingehaald. Studenten moeten hun studiepunten halen, anders lopen ze het risico dat ze moeten stoppen met de studie. Op het werk is het de baas die stelt welke doelen gehaald moeten worden en waar je als werknemer op afgerekend wordt.
We leven in een wereld waarin steeds meer en beter gepresteerd moet worden. Een druk die van buitenaf komt, maar die mensen ook vaak zichzelf opleggen. Presteer je niet, dan word je daarvoor gestraft.

Het Evangelie van de talenten, dat we zojuist hebben gehoord, lijkt deze race om goed te presteren te bevestigen. Wie zijn talenten weet te verdubbelen, wordt rijkelijk beloond, maar wie uit angst of om welke reden dan ook zijn talent in de grond verstopt, wordt zwaar gestraft. Als dit de wijze is waarop God handelt, dan doemt hier het beeld op van een God die streng en onbarmhartig is.

Het Evangelie van de talenten wil ons inderdaad aanmoedigen om met onze talenten te woekeren. Maar anders dan de wereld dat van ons vraagt. In de wereld gaat het veelal om het verdienen van geld, om status, macht, prestatie. Jezus zegt ons echter om onze talenten niet in te zetten om iets voor onszelf te bereiken, zo nodig ten koste van anderen, maar om onze talenten in te zetten voor het Koninkrijk van God. En dan gaat het opeens om heel andere categorieën. “Het koninkrijk van God,” zo Paulus, “is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest.”

God heeft ieder van ons talenten gegeven: niet om onszelf te verrijken; niet om ons beter te voelen dan degene die minder talenten heeft. Nee, God heeft ons talenten gegeven om mee te bouwen aan zijn Rijk van gerechtigheid, vrede en vreugde. Niet de hoogte van onze bankrekening zal bij het oordeel aan het einde van ons leven bepalend zijn. Niet de mate waarin we op de maatschappelijke ladder omhoog zijn geklommen zal een belangrijk criterium zijn. Gevraagd zal worden in hoeverre we hebben bijgedragen aan de vrede, gerechtigheid en vreugde in deze wereld.

Door de Coronacrisis maken we als samenleving een moeilijke periode door. De neiging om in een crisis naar jezelf te kijken en te zien hoe je er goed uit kunt komen, is voor velen bijna een natuurlijke reactie. Maar juist nu zijn we als christenen gevraagd om onze talenten niet enkel voor onszelf in te zetten, maar te zien hoe we anderen met onze talenten kunnen helpen: de ouderen, de eenzamen, de kleinen, de vluchtelingen, de kwetsbaren; helpen, ook als we onszelf daarmee te kort doen. Dat maakt ons tot “kinderen van het licht, kinderen van de dag.”

Bidden we God dat we bij alle wisselvalligheden van dit leven, niet zozeer voor onszelf leven, maar onze talenten inzetten voor het dichterbij brengen van het Koninkrijk van God, dat we werken aan vrede, gerechtigheid en vreugde onder de mensen. Dit alles in het geloof en het vertrouwen dat de Heer al onze goede inspanningen rijkelijk zal belonen en we eens zullen mogen binnentreden in de vreugde van de Heer.