16e zondag dhj (a)
Kapelaan Miguel Estrada
Heilig Hart van Jezuskerk, Roermond
Lezingen:
Wijsheid 12, 13.16-19
Romeinen 8, 26-27
Matteus 13, 24-30
Ik denk dat de meesten van jullie het zogenaamde ‘rijke roomse leven’ van de kerk hebben meegemaakt. In die tijd hoorde ’iedereen’ bij de kerk, men was lid van een of ander zuil die ook meestal iets met het geloof te maken had. Het was een tijd waarin de kerken vol waren. Ik merk dat wanneer ik deze dingen vertel, de jongeren onder ons misschien denken dat ik dit verzin: ‘Nolle kerken? Dat kan niet!’ Maar neen, beste jongeren, vroeger was het echt zo. Het is geen leugen.
Als wij nu kijken naar het aantal mensen dat tegenwoordig naar de kerk komt, als wij naar de problemen kijken die vroeger in de kerk hebben gespeeld, als wij nu zien wat een grote crisis zich in de kerk voordoet, kan het zijn dat wij ontmoedigd raken en zelfs wíj ‘dit schip’ willen verlaten.
Daarom is het evangelie van vandaag zo belangrijk voor ons: Christus heeft geen triomfalistische kerk voorspeld, evenmin een kerk van ‘pracht en praal’ aan de buitenkant, maar Hij omschreef de kerk als een veld waar tarwe en onkruid door elkaar groeien, totdat de dag van het oordeel komt.
De gedachte van deze parabel is best eenvoudig: Jezus spreekt over het koninkrijk van God, en hij zegt dat in dit koninkrijk - dat is in zijn kerk hier en nu - er twee soorten gewassen te vinden zijn: een goed en een slecht gewas: tarwe en onkruid. Op het moment dat de werkers zien dat deze twee gewassen tegelijkertijd opschieten, voelen zij zich bezorgd over dit fenomeen en willen het onkruid meteen weghalen. Maar wat is de reactie van de eigenaar van het veld? Hij zegt op het verzoek van zijn dienaars om het onkruid te verwijderen: “Laat het onkruid staan, want ik ben bang dat jullie, bij het verwijderen van het onkruid, ook het tarwe zouden wegdoen”.
Ik denk dat wij geen uitleg nodig hebben om te begrijpen dat deze twee soorten gewassen eigenlijk twee soorten mensen vertegenwoordigen. En ik heb het vermoeden dat de meesten van ons zich graag zouden willen identificeren met de tarwe, het goede gewas. Wij kunnen de neiging hebben om te denken dat wij het enigszins beter doen dan andere mensen; mensen die misschien ontrouw zijn geweest, die de kerk hebben verlaten, die zich hebben misdragen en lelijke dingen in de kerk hebben gedaan. En ja, het is waar, dat soort mensen zijn in onze kerk te vinden.
Wij kijken naar ons zelf en denken, ik ben trouw geweest, ik kom nog regelmatig naar de kerk, ik heb geen grote fouten gemaakt, ik doe het eigenlijk best goed.
Laat me nu even de twist van het evangelie openbaren, want de reden waarom de heer van het veld, God dus, zijn werkers (dat zijn de engelen) niet toelaat om de hand aan de sikkel te slaan en nu de tarwe en het onkruid alvast te scheiden, is omdat hij jou en mij de tijd geeft om ons te bekeren, om ons leven te beteren en het aan hem te geven.
En ik weet het, deze boodschap is moeilijk om te verteren, omdat wij bij voorbaat denken dat wij het tarwe zijn. Maar, stel je jezelf de volgende vraag: Als God vandaag naar jouw leven zou vragen (als je dood zou gaan dus), denk je dat je meteen naar de Hemel zou gaan? Kijk in het diepste van je hart en wees eerlijk met jezelf: denk je dat je de Hemel verdient?
De werkelijkheid is dat als wij deze oefening doen, wij merken dat wij niet foutloos of zondeloos zijn. Integendeel, misschien kunnen wij de duistere plekken in ons hart zien, en ons realiseren dat wij best verborgen zonden hebben en niet overal licht is in onze ziel. En ja, één zonde is voldoende om ver van God te zijn.
Daarom is de blijde boodschap van dit evangelie dat God ons de tijd gunt om anders te gaan leven: hij heeft zoveel geduld en is zo vol liefde met ons èn met andere mensen dat hij geduldig afwacht, hopende dat dit onkruid dat wij zijn, uiteindelijk tarwe kan worden.
Laten wij dus, broeders en zusters, werk maken van onze bekering, want al is onze God een barmhartige en liefdevolle God, er is ook een tijd van oordeel. Dit betekent dat er een moment is waarop hij langs zal komen en ieder van ons persoonlijk gaat vragen: wat heb je gedaan met mijn gaven? En ik hoop dat wij niet met de mond vol tanden zullen staan, en hem het antwoord schuldig zullen blijven en dan eindigen op de plaats waar wij niet willen. Neen, wij kunnen vandaag zijn liefde aanvaarden, overgaan naar de dankbaarheid en zeggen: “Heer, als ik vandaag onkruid ben, geef me de genade om nu tarwe te worden”.