30e Zondag door het jaar (c)
Pastoor Harry Notermans
St. Jozefkerk, Waubach-Landgraaf
Lezingen:
Sirach 35, 12-14.16-18
2 Timoteüs 4, 6-8.16-18
Lucas 18, 9-14
Het is duidelijk wie de bad guy en wie de good guy is. Jezus laat zien dat de Farizeeër fout zit, en de tollenaar het beter heeft aangepakt.
Maar Jezus zou Jezus niet zijn, wanneer hij dit verhaal vertelt om de Farizeeër te veroordelen. Door een ander te veroordelen, zou Hij juist verkeerd doen wat Hij bij de Farizeeër aan de orde stelt.
Nee, het zit iets ingewikkelder.
Jezus houdt ons twee personen voor ogen. De Farizeeër is degene die alle Joodse wetten trouw naleeft. Of tenminste: dat probeert hij. Hij weet ook wel dat het geen mens lukt om zich aan alle wetten te houden. Misschien ben je ergens de fout in gegaan, misschien iets vergeten. En voor dat geval bouwt de Farizeeër alvast wat credits op, zoals dat in zijn kringen gebruik was. Hij vast twéémaal per week (terwijl eenmaal voor de wet voldoende is). En terwijl de wet voorschreef om tienden af te dragen van de oogst en van het vee, geeft hij tienden van ál zijn inkomsten.
Je kunt maar beter teveel aan God geven als compensatie voor een misser hier of daar. Hij geeft een lelijke sneer naar de tollenaar, maar vooral maakt hij hier voor Gods ogen zijn kassaldo op; ik sta toch bij U in de plus, ik hoef me toch geen zorgen te maken?
Dat rekenwerk komt ons heel vreemd voor. Of misschien toch ook niet. Misschien verwachten wij dat we ook op Gods hulp kunnen rekenen door trouw onze verplichtingen na te komen, de wetten na te leven, onze gebeden te vervullen.
Dan de andere persoon, de tollenaar. Schuldbewust richt hij zijn blik naar de bodem en durft zelfs niet tot het altaar te naderen, waar je toch moet zijn voor de rechtvaardiging. Hij begint niet eens aan het protocol dat voor de verzoening nodig is. En voor hem opent God zijn barmhartige hart. Want de tollenaar weet zich klein, fout. Hij beseft dat je met God niet kunt onderhandelen, maar vraagt om zijn genade. Die man werd door God gerechtvaardigd.
Als ik u zou zeggen: ‘ga dan ook maar niet naar het altaar’, zou ik mezelf in de vingers snijden. Dat moet je juist wel doen. Je moet juist het protocol van de liturgie volgen. Wanneer we vanmorgen het brood en de wijn niet hebben klaargezet, kan Jezus zichzelf straks moeilijk aan ons schenken in de heilige communie. En ook het sacrament van de vergeving is een protocol. Zelf spreek je je schuld uit bij de priester om Gods vergeving te ontvangen. Sla dat alsjeblieft niet over!
Maar we snijden onszelf ook in de vingers wanneer het bij het protocol zou blijven. U bent hierheen gekomen, u hebt thuis ingeschakeld omdat u juist heel uw hart wilt leggen in deze eucharistie, in de ontmoeting met God.
Heel je hart, daarover gaat christelijk leven. Het gaat om de binnenkant, zo maakt Jezus duidelijk met de Farizeeër en de tollenaar. En dat is wat we tot op vandaag mogen uitstralen als missionaire kerk. ‘Jullie zullen mijn getuigen zijn’, is het motto van deze Wereldmissiemaand. Hier in eigen land: door met de eenvoud van de tollenaar uit te stralen dat je alles van God mag verwachten.
Of verder hier vandaan: in Kibera, de sloppenwijk van de Keniaanse hoofdstad Nairobi, waar tienduizenden mensen hutje mutje leven. Geen werk, geen hygiëne. ‘Jullie zullen mijn getuigen zijn’, dat doen priesters en kloosterzusters daar door mensen op weg te helpen. Dat project staat centraal in deze Wereldmissiemaand.
Ons getuigenis kan misschien maar heel klein zijn.
Laten we zoals de tollenaar beseffen, dat het niet van ons afhangt, maar van God. Wij hoeven alleen maar heel ons hart erin te leggen.