3e zondag van de Veertigdagentijd (b)
Kathedrale Basiliek St. Jan, Den Bosch
Plebaan Vincent Blom
Exodus 20, 1-17
1 Korintiërs 1, 22-25
Johannes 2, 13-25
In binnen- en buitenland roepen alle noodwetten- en verordeningen die in deze coronapandemie worden uitgevaardigd weerstand op. Rationeel weet iedereen dat er iets moet gebeuren om het virus buiten de deur te houden en veel mensen willen daar graag een bijdrage aan leveren. Maar tegelijk is er onbegrip, boosheid: je winkel, je café of restaurant, je bedrijf moet maar gesloten blijven. Met de lente in aantocht blijven de terrassen, ook rondom onze Sint-Jan, noodgedwongen leeg. Het is pijnlijk en verdrietig voor alle ondernemers.
Wetgeving, regelgeving. Het roept bijval en weerstand op. In de eerste lezing horen we hoe God aan het volk Israël zijn wet toevertrouwd. Een wet die in geloof wordt ontvangen tijdens de tocht van veertig jaar door de woestijn, op weg naar het beloofde land.
In geloof ontvangen, maar wanneer we twaalf hoofdstukken verder lezen in het boek Exodus horen we hoe die wet, en daarmee het verbond met God, wordt losgelaten. Het gouden stierenbeeld is daarvan het teken.
God geeft aan Israël, het volk waarmee Hij zijn verbond sluit, tien geboden. Ze beschrijven hoe de mens zich moet gedragen in het verbond met God. De tien geboden zijn voor het volk van Israël, maar evenzeer voor ons (het nieuwe volk van God) een handleiding voor het leven, ze bevorderen het leven en het samenleven.
De tien geboden zijn echter geen pakket van verbodsborden. Integendeel, ze zijn een meervoudig “ja” voor het leven, de liefde en solidariteit. De tien geboden zijn niet negatief bedoeld, eerder dienen wij ze te verstaan als positieve aansporingen: eer je vader en je moeder en je zult lang leven, wees niet afgunstig of jaloers op een ander, dood een ander niet, niet met een wapen, maar evenmin door een afwijzende blik of door woorden, want ook dat is dodelijk.
Broeders en zusters, door te leven naar de Wet van Mozes komen we uit in het beloofde land, komen we tot nieuw leven. God verbindt immers een belofte aan het volbrengen van zijn wet: “voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden ben ik een God die goedheid bewijst tot in het duizendste geslacht oneindig.”
In het evangelie van deze zondag verzet Jezus zich tegen een wetsbeleving die zich weliswaar aan Gods geboden houdt, maar de geest, de intentie van de wet, daarbij vergeet. Zo’n wetsbeleving en godsdienstig leven kan ontsporen.
In Jezus’ dagen was de tempel van Jeruzalem daar het schrijnende voorbeeld van en Hij zuivert en verwijdert er alles wat de juiste blik op God, zijn Vader verhindert.
De ijver voor Gods huis verteert Hem, zoals geschreven staat in het Boek der Psalmen, de ijver voor Gods Wet verteert Hem.
Onze ijver vandaag om in deze zware coronatijd niet alleen Gods geboden te volgen, maar ook, met vallen en opstaan en soms met veel verdriet, de opgelegde maatregelen te volgen. Veel is stilgevallen in het voorbije jaar, afgebroken, verloren.
Als gelovige mensen mogen wij hoopvol naar de toekomst kijken. Doorheen het lijden en verdriet breekt aan de morgen van Pasen, nieuw leven, eeuwig leven, want onze God is een Vader die goedheid bewijst tot in het duizendste geslacht.