Handhavers der wet, Annemiek benijdt ze niet. En dan die ontmoedigende kreten van ze. ‘Hoe zou het zijn als er een bon met op de achterkant ‘ik wens je een fijne dag’ onder je ruitenwisser belandt? Dan floept je innerlijk licht zo weer aan.’
‘Je licht doet het niet, je moet gaan lopen!’ ‘Heb ik al geprobeerd maar toen deed ‘ie het ook niet.’ Of: ‘Goed dat je het zegt, ik had wel een bekeuring kunnen krijgen’, en dan doorfietsen. Bromsnor plagen. Heb ik van mijn broers geleerd.
Tegenwoordig is oom agent gemotoriseerd als hij je de les gaat lezen. Dan nóóit meer: ‘Reed ik zo hard!? Dat valt me niks tegen’ zeggen. Ach, gekkigheid natuurlijk. Deze overmoedige dagen zijn voor u en mij waarschijnlijk allang voorbij.
Toch valt me zo’n politieauto die in de startblokken langs de kant van de snelweg op zijn overtreder staat te wachten altijd op. Gister nog. In de mist. Of zo’n bonnenuitdeler bij fout parkeren.
'Met deze ontmoedigende kreten denken we elkaar in het gareel te houden'
Onze handhavers der wet. Ik benijd ze niet. Maar zo hebben we het hier geregeld: stop, mag niet, ga terug! Met deze ontmoedigende kreten denken we elkaar in het gareel te houden. Ook op kantoor en in ons huwelijk. We fluiten elkaar terug in plaats van elkander te lokken.
Hoe zou het zijn als oom agent je inhaalt om je te melden dat hij zo van je opknapte toen je langsreed. Dat er een blanco bon met op de achterkant ‘ik wens je een fijne dag’ onder je ruitenwisser belandt. Dat we van elkaar gelukshandhavers maken. Dan floept je innerlijk licht zo weer aan. Wat ik je brom.