Schrijver en dichter Mieke van Zonneveld kreeg als jonge vrouw acute leukemie. Tijdens haar ziekte viel de dagelijkse versluiering weg en voelde ze zich soms zelfs wonderlijk gelukkig. Maar daarna kwam de psychische klap, vertelt ze in De verwondering.
Op haar 21ste werd Mieke van Zonneveld getroffen door acute leukemie. Na een wandeling kwam ze doodmoe thuis en ontdekte ze blauwe plekken op haar benen. Al snel zagen de artsen dat het mis was. Haar ouders schrokken zich wezenloos, maar Mieke zelf bleef verbazingwekkend nuchter.
‘Bij mij kwam de schok pas later toen ik in het UMC lag. Toen heb ik ontzettend gehuild en kwam alles eruit.’ Over haar ervaringen, balancerend op het randje van de dood, schreef ze later gedichten en een bijzonder essay, waaruit ze een stuk deelt met Annemiek.
Vreugde in het ziekenhuisbed
Door de ziekte vielen de dagelijkse beslommeringen weg en kon ze niets anders doen dan zich overgeven. Het deed haar reflecteren op de vraag: wanneer ervaar je het leven zoals het écht is? ‘Je laat je voortdurend in het leven in beslag nemen door de dagelijkse versluiering. Als je ziek bent word je geconfronteerd met jezelf.’
Ze ervaarde zelfs euforische vreugde in het ziekenhuisbed. ‘Van tevoren verwacht je dat je je al die tijd verschrikkelijk gaat voelen, maar dat was niet zo.’ De verpleging zei dat ze lag te stralen terwijl ze een beenmergpunctie kreeg. ‘Ik voelde me op dat moment gelukkig en geborgen.’
Beluister deze aflevering als podcast:
Een dreigbrief aan God
De psychische klap kwam pas na de ziekte. Ze had last van restverschijnselen en kon niet meedraaien in de wereld zoals ze had gehoopt. Dat veranderde haar geloof. ‘Ik schreef zelfs een soort dreigbrief aan God: als het niet beter gaat, zal ik nooit meer naar de kerk gaan!’
Tien jaar lang zette ze geen voet in de kerk, maar de Bijbel bleef troost bieden. Waar ze als kind al smulde van woorden als ‘barmhartigheid’ en ‘genade’, heeft ze de taal nu anders leren begrijpen. ‘Genade heeft veel minder met jou te maken dan je dacht.’