Vaticaanstad, 30 juni 2022 - Paus Franciscus heeft opnieuw aangedrongen op eenheid in de goddelijke eredienst. “Laten we de ruzies achter ons laten om samen te luisteren naar wat de Geest van de Kerk zegt. Laten wij de gemeenschap onderhouden, laten wij ons blijven verwonderen over de schoonheid van de liturgie”, schrijft de pontifex in zijn gisteren gepubliceerde apostolische brief. Het document, getiteld Desiderio desideravi, is gericht aan alle katholieken en gaat over de liturgische vorming van het volk van God.

De 65 genummerde paragrafen moeten niet worden opgevat als instructies, maar eerder als een “meditatie”, om daarmee “de schoonheid van liturgische viering en haar rol in de evangelisatie te begrijpen”, aldus een verklaring van het Dicasterie voor de Goddelijke Eredienst en de Sacramentendiscipline.

Desiderio desideravi verwijst naar het pauselijk document Traditionis custodes, waarin Franciscus bepaalt dat de ‘gewone vorm’ van de Romeinse ritus, die bij de liturgische hervorming van het Tweede Vaticaans Concilie was vastgesteld, voortaan beschouwd moet worden “enige uitdrukking” van de Romeinse ritus. Daarmee gaat hij in tegen zijn voorganger Benedictus XVI, die in het document Summorum Pontificum (2007) een hervormde versie van de Tridentijnse ritus als ‘buitengewone vorm’ van de Romeinse ritus had aangemerkt en het gebruik daarvan had gelegitimeerd.  

“Ik zou graag zien dat deze eenheid in de gehele Kerk van de Romeinse ritus wordt hersteld”, aldus paus Franciscus in Desiderio desideravi. Men kon niet terugkeren naar de rituele vorm die volgens de concilievaders aan hervorming toe was. Franciscus citeert meermaals uit Sacrosanctum Concilium, de liturgische constitutie van Vaticanum II. “Ik begrijp niet hoe je kunt zeggen dat je de geldigheid van het Concilie erkent – hoewel het me enigszins verbaast dat een katholiek kan veronderstellen dat niet te doen – en de liturgische hervorming die uit het Sacrosanctum Concilium is voortgekomen niet aanvaardt", aldus Franciscus.

Opnieuw bekritiseert de huidige paus al degenen die denken dat zij alleen op eigen kracht de Kerk kunnen hervormen. Hij verzet zich ook tegen hen die het geloof en de Kerk op een soort hoger spiritueel-abstract niveau willen beleven. De liturgie is een remedie tegen dit “gif van geestelijke mondaniteit”, omdat de goddelijke eredienst niet aan het individu toebehoort, maar aan de “totaliteit van de gelovigen verenigd met Christus”, aldus Franciscus.

Bovendien waarschuwt hij ervoor de “schoonheid van de liturgie” niet alleen op te vatten als het “cultiveren van de uiterlijke formaliteit van een ritus”. In geen geval mag een tegengestelde houding worden goedgekeurd, “die eenvoud verwart met achteloze banaliteit, wezenlijkheid met onwetende oppervlakkigheid, de concreetheid van de rituele handeling met overdreven praktisch functionalisme”. Elk aspect van de viering – zoals ruimte, tijd, gebaren, woorden, voorwerpen, kleding, lied, muziek – moet gecultiveerd worden. Zo kan men voorkomen “dat de geloofsgemeenschap wordt ontnomen wat haar toekomt”, schrijft Franciscus. “Een viering die niet evangeliseert is niet authentiek, net zo min als een verkondiging die niet leidt tot een ontmoeting met de verrezen Heer in de viering.”

Om de liturgische handelingen weer ten volle te kunnen beleven, is liturgisch onderwijs nodig, benadrukt de paus. Evenzo moet ars celebrandi (‘de kunst van het vieren’) in harmonie zijn met het werk van de Geest. Dit is niet de taak van de priester alleen, maar van de hele “gemeenschap als eenheid”. De priester moet echter een bijzondere inspanning doen om dit te bereiken. Daarmee moet volgens Franciscus worden voorkomen dat de persoonlijke stijl van een celebrerende priester te overdreven is en daardoor te veel op de voorgrond treedt. Niet de persoon van de celebrant is de protagonist maar “de Verrezene”.