Trouwen en een gezin. Shadi Maalouf (36) uit Syrië droomt van een mooie toekomst in Nederland.

“Ik droom van veel dingen in de toekomst. Maar eerst moet ik goed Nederlands leren. Eerst de taal, dan het andere. Actief zijn in de maatschappij, werken in de zorg, misschien een eigen bedrijf. Ik wil trouwen en een gezin hebben in Nederland. Maar eerst goed Nederlands. Als je slecht praat, krijg je ook slecht werk: borden afwassen in het restaurant. Als je goed praat, krijg je goed werk.

Ik hoop dat ik over een tijdje naar de taalschool kan. Tot nu toe leer ik Nederlands van mijn taalmaatje, Margriet. Ik doe vrijwilligerswerk in het azc, waar ik zelf een paar maanden heb gewoond. Ik probeer zo veel mogelijk te praten met Nederlanders in de buurt. Ik heb nog veel contact met mensen in Apeldoorn, waar ik acht maanden heb gewoond. Daar heb ik bij de kledingbank gewerkt en in de zorg, met oude mensen. Ik werk graag met oude mensen. Zij hebben alle tijd om te luisteren. Ze praten langzaam en vinden het niet erg als ze iets opnieuw moeten zeggen.

Ik woon nu bijna anderhalf jaar in Nederland. Eerst in Ter Apel, toen in Apeldoorn, toen weer terug naar Ter Apel. Daar kreeg ik mijn verblijfsvergunning voor vijf jaar. Toen naar het azc in Utrecht en sinds een paar maanden in mijn eigen flat in Overvecht. Ik kom uit Homs in Syrië, in het midden van het land, net als Utrecht. Mijn vader en moeder wonen er nog steeds, net als mijn broer en zus en hun gezin. Zij kunnen niet weg. Dat is moeilijk.

Het leven voor de oorlog was goed, helemaal goed. Na de middelbare school ging ik werken, met laminaat, tegels, keramiek, mozaïek. Daarnaast zorgde ik voor oude mensen en verstandelijk gehandicapten. Ik houd van dat soort werk. Ik voel dat het goed voor me is, en voor de andere mensen. Ik heb veel geduld met ze. Daarom hoop ik dat ik hier ook in de zorg kan werken.

Over de oorlog praat ik liever niet

Vlak voor de oorlog ging ik weg uit Syrië, naar Libanon. De situatie in Syrië was erg ingewikkeld. Geen geld, geen werk, geen elektriciteit, geen artsen. Over de oorlog praat ik liever niet, dat vind ik lastig. Waarom zou ik het doen? Ik ben nu hier. Ik heb vijf jaar in Libanon gewerkt in het ziekenhuis. Maar ook daar werd het leven steeds moeilijker. Via Griekenland en Frankrijk ben ik naar Nederland gegaan; gewoon met vliegtuig en trein hoor. Ik had visa. Ik had een vriend in Nederland die zei: ‘Shadi, je moet naar Nederland komen, een goed land, lieve mensen’. Dat klopt. Iedereen is goed voor mij.

Ik kom uit een orthodox gezin. Toen ik klein was, ging ik elke zondag naar de kerk. Veel bidden, veel vasten. In de orthodoxe kerk is in tweeduizend jaar heel weinig veranderd. Daarom houd ik me ook nu aan de traditie. Het geeft me steun. Ik bid elke dag een paar keer. Het is net als eten voor me, heel belangrijk. Ik bid in het Arabisch en een beetje in het Grieks en al een heel klein beetje in het Nederlands. Straks wil ik helemaal in het Nederlands bidden.

Mijn vader en moeder heb ik al zes jaar niet gezien. Dat is moeilijk. Mijn vader is ziek, mijn moeder zorgt steeds voor hem. Ik mis ze, ja, maar het is na al die jaren al een beetje gewoon geworden. Ik bel elke dag met ze. Mijn moeder is altijd bezorgd over mij. Ik ben de jongste, ik ben niet getrouwd en ik woon in Nederland. Ze vraagt: ‘Eet je wel goed, Shadi?’ En dan moet ik een fotootje sturen van de maaltijd die ik gemaakt heb.”

 Fotografie: Duco de Vries

Dit is een artikel uit ons magazine

Dit is een uitgelicht artikel uit ons magazine De Verwondering.

Nieuwsgierig naar meer? Word abonnee.