Paus Gregorius VII (1073-1085) is historisch gezien een van de belangrijkste personen van de Middeleeuwen. Hij streed voor de vrijheid van de Kerk in een tijd van barbaarse invallen en religieus verval. Hij is vooral bekend wegens de Investituurstrijd. Hij keerde zich tegen de zogenoemde lekeninvestituur, de macht van de adel over de bisschoppen. Volgens Gregorius stond de paus bovenaan in de geestelijke en de wereldlijke hiërarchie. Gregorius werd in 1606 heiligverklaard.

Monnik Hildebrand

Gregorius heette vóór zijn uitverkiezing Hildebrand. Hij werd circa 1023 geboren te Soana in Toscane. Hij werd opgevoed in Rome. Daar werd hij monnik in een benedictijnenabdij. Als diakenadviseerde hij diverse pausen bij hun moeizame pogingen de Kerk te hervormen. De christenheid werd in die tijd niet alleen bedreigd door barbaarse invallen, maar vooral door religieus verval. Door een overmatige invloed van de adel op het kerkelijk leven, kwamen de evangelische waarden in het gedrang. Toen Hildebrand op 22 april in 1073 tot paus gekozen werd, deed hij er alles aan om de Kerk zoveel mogelijk te bevrijden uit de greep van wereldlijke heersers.

Absolute macht van de paus

Gregorius zette een reorganisatie van de Rooms-Katholieke Kerk in, die tot op de dag van vandaag haar aanschijn bepaalt. Gregorius stelde het celibaat voor priesters verplicht, en schroefde de aanspraak op het pausschap op. Wat dat laatste betreft: in zijn Dictatus Papaeformuleerde Gregorius in 27 stellingen de absolute macht van de paus, binnen de Kerk tegenover de bisschoppen en buiten de Kerk tegenover wereldlijke machthebbers. Volgens de Gregoriaanse opvatting van het pausambt is de wereldlijke macht afgeleid van de geestelijke en heeft de geestelijke macht minstens indirecte zeggenschap over de wereldlijke. De paus zelf kan in deze optiek nooit door iemand geoordeeld worden.

Heilig Roomse Rijk

Strijd tussen Gregorius VII en het keizerlijk gezag bleef niet uit. De aanspraken van de paus in wereldse zaken bedreigde namelijk de ordening van het keizerrijk. In 962 was in Duitsland het Heilige Roomse Rijk uitgeroepen. De Duitse keizer beschouwde zich als de opvolger van Karel de Grote, en via hem ook als de opvolger van de Romeinse keizers. In het Heilige Roomse Rijk bezaten de bisschoppen en abten veel land, dat zij namens de keizer bestierden. Er was de keizer dus alles aan gelegen om de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zelf te kunnen kiezen en installeren. Het was de keizer die nieuwe bisschoppen en abten ring en staf, de tekenen van hun geestelijke waardigheid, overhandigde. De ceremonie waarin dit gebeurde werd "investituur" genoemd. Die investituur kwam volgens Gregorius de paus alleen toe. Er ontbrandde een felle strijd tussen de paus en keizer Hendrik IV (1056-1106).

Investituurstrijd

Hendrik wilde niet meewerken aan het door Gregorius uitgevaardigde verbod op lekeninvestituur (investituur door een leek, een niet-geestelijke). De paus deed de keizer op zeker moment in de ban. Hendrik werd geëxcommuniceerd, dat wil zeggen: hij mocht de sacramenten niet meer ontvangen. Hendrik reisde daarop af naar het pauselijk slot in Canossa om boete te doen om de ban te laten op te heffen, de befaamde 'gang naar Canossa' (1077). De investituurstrijd werd na de dood van beiden met een compromis beslecht. Bisschoppen en abten bleven in wereldlijke zaken ondergeschikt aan de keizer, en gehoorzaamden in zaken van de geest aan de paus.

Overleden in ballingschap

Na 'de gang naar Canossa' nam Gregorius de keizer weer op in de Kerk. De paus wist echter niet dat de keizer al plannen had gesmeed hem uit de weg te ruimen. Toen hij dat alsnog vernam sloeg Gregorius op de vlucht en stierf hij op 25 mei 1085 in zijn ballingsoord Salerno. Een beroemde uitspraak van hem is: Amavi iustiam et odivi iniquitatem, propterea morior in exilio ('Ik hield van rechtvaardigheid en haatte ongerechtigheid, daarom sterf ik in ballingschap'). Zijn graftombe bevindt zich in de Dom van San Matteo in Salerno.

Heilig verklaard

Gregorius werd in 1584 zaligverklaard door Gregorius XIII en in 1606 heiligverklaard door Paulus V. In 1726 breidde paus Benedictus XIII zijn verering uit over de hele kerk door zijn feestdag op 25 mei op de universele liturgische kalender te plaatsen en hem een eigen Officie te geven. Dat leidde in een aantal landen van Europa tot fel protest. Gregorius VII werd immers door vertegenwoordigers van stromingen als gallicanisme, josefisme en jansenisme beschouwd als een dwalende paus omdat hij het pausschap teveel macht had toegekend.