De apostel Paulus heeft in zijn Brieven een theologie uiteengezet, die het bekeerde joden en bekeerde heidenen mogelijk maakte om samen één christelijke gemeenschap te vormen, waarin de oude joodse Wet wel geldig bleef, maar niet meer naar de letter hoefde te worden nageleefd.
Grote invloed
De apostel Paulus heeft een cruciale rol gespeeld in de geschiedenis van de jonge Kerk. Als Apostel van de Heidenen is hij, gesteund door vele medewerkers, vooral actief geweest in Klein-Azië, Macedonië en Achaje. Hij heeft intens geworsteld met de vraag hoe joodse en heidense volgelingen van Jezus samen één gemeenschap zouden kunnen vormen. Door zijn brieven heeft hij door de eeuwen heen een grote invloed gehad op de christelijke Theologie. In dit artikel wordt eerst een schets gegeven van Paulus' levensloop. Daarna wordt ingegaan op zijn theologie.
Brieven en handelingen
Voor gegevens over Paulus' leven en werk staan ons twee bronnen uit het Nieuwe Testament ter beschikking: ten eerste de brieven die Paulus zelf heeft geschreven en ten tweede het door de evangelist Lucas geschreven boek Handelingen. Deze twee bronnen lopen niet altijd parallel aan elkaar; soms geven ze zelfs tegenstrijdige informatie. Tot voor kort baseerde men zich voor een schets van het leven van Paulus vooral op Handelingen. Daarbij probeerde men de gegevens die Paulus zelf - vaak terloops - in zijn brieven verstrekt binnen het kader van Handelingen in te passen. In de laatste decennia gaat men vaak juist andersom te werk.
Het Paulusbeeld van Lucas
Meer dan tevoren is men er tegenwoordig op bedacht dat Lucas' beeld van Paulus gekleurd is door zijn eigen theologische visie: Lucas wil laten zien hoe de blijde boodschap zich vanuit Jeruzalem via Judea en Samaria verbreidde 'tot het uiteinde van de aarde' (Handelingen 1,8). Hij probeert Paulus zoveel mogelijk te verbinden met de gemeente in Jeruzalem. Ook hecht Lucas veel belang aan de onopgeefbare band tussen deze joodse gemeente en de christelijke gemeenschappen die de vrucht waren van Paulus' verkondiging onder de heidenen.
Een biografische schets
In de nu volgende schets van Paulus' leven en werk richten we ons eerst op wat Paulus over zichzelf vertelt in zijn brieven. Daarna volgt een samenvatting van de loopbaan van Paulus zoals die door Lucas in Handelingen beschreven wordt. In deze schets valt het accent op de verschillen tussen de twee bronnen.
Paulus over zichzelf
In de eerste twee hoofdstukken van zijn Galatenbrief spreekt Paulus uitvoerig over zichzelf. In deze passage tracht hij, uitgedaagd door kritiek van zijn tegenstanders, zijn onafhankelijkheid te bewijzen ten opzichte van de leiders van de gemeente te Jeruzalem. Nadrukkelijk schrijft hij zijn roeping om het evangelie te verkondigen onder de heidenen aan God zelf toe, die zijn Zoon aan hem heeft geopenbaard (rond het jaar 33). Deze beslissende gebeurtenis in zijn leven duidt hij nergens aan als een bekering; naar zijn eigen besef bleef hij ook als aanhanger van Jezus een jood in hart en nieren.
Verkondiging
Na zijn roeping verbleef Paulus in Damascus en in Arabië, het gebied ten zuiden van die stad. Pas na drie jaar (rond het jaar 36) bracht hij een kort bezoek aan Jeruzalem, waar hij kennis maakte met de apostel Petrus, ook wel Kefas genoemd, en verder alleen Jakobus ontmoette. In aansluiting daarop was hij veertien jaar lang actief in Syrië en Cilicië, en misschien trok hij vanuit die gebieden in deze periode al naar Griekenland. Tegen het jaar 50 bezocht Paulus Jeruzalem voor de tweede keer. Tijdens dat bezoek werd afgesproken dat Paulus en Barnabas zich in het vervolg zouden richten op de onbesnedenen (heidenen), terwijl de gemeente van Jeruzalem zich zou wijden aan de verkondiging onder de joden.
Verhitte discussies
Met een zekere voldoening vermeldt Paulus dat de leiders van de Jeruzalemse gemeente hem aanvankelijk geen strobreed in de weg hebben gelegd bij zijn werk onder de heidenen. Maar al snel bleek dat de gemaakte afspraken niet konden voorkomen dat er nog vaak verhitte discussies gevoerd moesten worden over de betrekkingen tussen joodse en heidense volgelingen van Jezus. Vooral de brieven van Paulus aan de Galaten en de Romeinenbrieven leggen daar getuigenis van af.
Efeze
Na zijn tweede bezoek aan Jeruzalem was Paulus van ongeveer het jaar 50 tot het jaar 56 actief in Klein-Azië, Macedonië en Griekenland. Vaak verbleef hij in Efeze; vanuit die stad schreef hij verschillende brieven (Galaten, 1 Korintiërs, Filippenzen en Filemon). Waarschijnlijk schreef hij in Korinte zijn brief aan de Romeinen. Het laatste dat met zekerheid uit zijn brieven is af te leiden, is dat hij rond het jaar 56 of 57 nog een derde bezoek moet hebben gebracht aan Jeruzalem.
Lucas over Paulus
In Handelingen tekent Lucas een eigen portret van Paulus, die ook de joodse naam Saul of Saulus droeg. Paulus werd geboren in Tarsus, een stad in het zuidelijk deel van Klein-Azië. Lucas vermeldt dat Paulus het Romeinse burgerrecht bezat en in Jeruzalem aan de voeten van rabbi Gamaliël een gedegen scholing kreeg in de farizeese interpretatie van de Tora.
Bekeerd op weg naar Damascus
Hoewel Paulus zelf afkomstig was uit een hellenistisch-joods milieu, keerde hij zich fel tegen mannen en vrouwen uit de kring rond Stefanus, die vanuit hun geloof in Jezus eigen accenten legden in de uitleg van de Tora. Toen een aantal van hen uitweek naar Damascus, trok ook Saulus daarheen om hen met steun van de hogepriesters uit de synagoge te bannen. Op weg naar Damascus kreeg hij in een visioen een verschijning van Jezus; door deze gebeurtenis werd hij een trouw aanhanger van de beweging die hij tevoren zo fel bestreden had (9,3-19; 22,6-16; 26,12-18).
Ontmoeting met de apostelen
Volgens Lucas keerde Paulus na zijn Bekering vrijwel onmiddellijk terug naar Jeruzalem voor een eerste ontmoeting met de apostelen, om kort daarna uit te wijken naar zijn geboortestad. Later trok hij opnieuw naar Jeruzalem in het kader van een hulpactie voor noodlijdende christenen in Judea.
Eerste reis
Lucas laat Paulus verschillende reizen ondernemen. Zijn eerste reis bracht hem naar het midden en het zuiden van Klein-Azië (Handelingen 13-14). Daarna nam hij deel aan een bijeenkomst in Jeruzalem, waar besloten werd dat niet-joodse christenen zich niet hoefden te laten besnijden, maar zich met het oog op hun omgang met joodse christenen wel dienden te houden aan enkele essentiële joodse leefregels (Handelingen 15).
Tweede reis
Tijdens zijn tweede reis (Handelingen 15,36-18,22) trok Paulus opnieuw door Klein-Azië, maar door de Geest daartoe opgewekt stak hij over naar Macedonië, waar hij steden als Filippi en Tessalonica aandeed, om daarna via Athene naar Korinte te reizen. Daar bleef hij anderhalf jaar en schreef er een brief aan de gemeente van Tessalonica (1 Tessalonicenzen), de oudste brief die van hem bewaard is gebleven. Paulus' verblijf in Korinte valt tamelijk nauwkeurig te dateren; hij moet tussen 50 en 52 in die stad verbleven hebben. Voor deze datering hebben we houvast aan een in Delphi gevonden inscriptie waaruit valt af te leiden dat de in Handelingen 18,12-17 genoemde Gallio in het jaar 51 of 52 aantrad als proconsul van de provincie Achaje. Via Efeze keerde Paulus terug naar Antiochië.
Derde reis en arrestatie
Tijdens zijn derde reis (18,23-21,17) was Paulus ongeveer drie jaar actief in Efeze. Daarna ging hij via Macedonië opnieuw naar Korinte, waar hij ditmaal drie maanden bleef. Vanuit Korinte reisde hij voor de vierde keer naar Jeruzalem, waar hij door de Romeinen werd opgepakt bij een door Klein-Aziatische joden verwekte rel. Twee jaar lang werd hij gevangen gehouden in Caesarea (onder de Romeinen het administratieve centrum van Palestina), maar omdat hij zich als Romeins burger had beroepen op de keizer werd hij ten slotte overgebracht naar Rome.
Marteldood
In Rome werd Paulus twee jaar vastgehouden, maar intussen genoot hij toch een zekere vrijheid (Handelingen 27-28). Hier breekt Lucas zijn verhaal af. Hij vermeldt niet of Paulus ook inderdaad voor de keizer is gedaagd en wat de uitslag is geweest van een eventueel Romeins proces. Wel valt uit Handelingen af te leiden dat Paulus zijn gemeenten in het Oosten niet meer heeft teruggezien (Handelingen 20,25.38). Buitenbijbelse bronnen, zoals 1 Clemens 5,4-7, vermelden dat Paulus de marteldood gestorven is in Rome onder keizer Nero.
De theologie van Paulus
Het is niet mogelijk de volledige theologie van Paulus in dit artikel uiteen te zetten. Alleen een aantal meer algemene leerstukken worden behandeld. Het gaat dan om de belangrijkste leerstukken die Paulus ontwikkelde om klaarheid te brengen in de verhoudingen tussen tot Christus bekeerde joden en eveneens bekeerde heidenen. Andere leerstukken van Paulus komen elders in de encyclopedie aan de orde, op de plaatsen waar dat past, bijvoorbeeld in de artikelen over het Doopsel en de Eucharistie.
Besnijdenis als probleem
In de tijd van Paulus was het evangelie al enige tijd niet alleen onder joden, maar ook onder Heidenen verkondigd. Veel heidenen hadden na hun Bekering tot Christus de uitgebreide joodse wetgeving van de Tora niet overgenomen. Dat lag voor de hand, want de uitgebreide spijswetten en vooral ook de besnijdenis stuitten niet-joden tegen de borst. In de christengemeenten leidde het afscheid van deze onderdelen van de Wet tot felle discussies. Had de Wet van Mozes een nieuwe betekenis gekregen? Had de verlossing die Christus had gebracht, ook voor joden bepaalde delen van de Tora buiten werking gesteld? Was het geloof in Jezus voor de bekeerde heidenen een gewijzigde vorm van het jodendom of was het een radicale breuk met de religie van Israël? Of was het geloof in Jezus juist de volmaakte vorm van het jodendom?
Beslissende antwoorden
Paulus formuleerde op de strijdvragen die sommige christengemeenten dreigden te verscheuren beslissende antwoorden. Het Geloof in Christus was volgens hem wel degelijk de volmaakte vorm van het jodendom, en de Tora gold wel degelijk nog, zij het ook dat deze Schrift na de door Christus gebrachte radicale breuk in de geschiedenis niet meer naar de letter hoefde te worden gevolgd. Om de positie van Paulus inzichtelijk te maken nemen we de besnijdenis als vertrekpunt.
Afscheid van de besnijdenispraktijk
De joodse Profeet Jeremia had de besnijdenis spiritueel geduid (Jeremia 4,4). In navolging van Jeremia schrijft het bijbelboek Deuteronomium voor: "besnijdt uw hart" (Deuteronomium 10, 16). Paulus borduurt op deze spirituele duiding van de oude besnijdenis-voorschriften voort: "het besneden-zijn," zo schrijft hij, "telt niet, en het onbesneden-zijn ook niet; wat telt is het onderhouden van Gods geboden." (1 Korintiërs 7, 19).
Letter en Geest
Het oude voorschrift van de besnijdenis telt in letterlijke zin niet meer. De geestelijke betekenis, die in het voorschrift besloten ligt, is volgens Paulus, onverkort van kracht gebleven. Met een verwijzing naar Deuteronomium schrijft hij: "De besnijdenis van het hart is een besnijdenis in de geest, niet naar de letter" (Romeinen 2, 29).
Oude en Nieuwe Wet
Wat voor de besnijdenis geldt, geldt eigenlijk voor de hele oude wet van de Tora. In het licht van de door Christus gegeven Nieuwe Wet moet de Oude Wet niet langer naar de letter, maar naar de geest gevolgd worden. Daarmee is de christengemeente verlost van conflictstof tussen bekeerde joden en bekeerde heidenen: de Oude Wet is nog wel geldig, maar niet meer in letterlijke, alleen nog in geestelijke zin.
Rechtvaardiging door het geloof
De mens, zo leert Christus in de geest van de Tora, moet zichzelf heiligen. Wat wij 'heiliging' noemen, heet in het Oude Testament 'rechtvaardiging'. Het gaat in beide gevallen om een radicale ommekeer in het bestaan. De rechtvaardige mens - iemand zoals Noah of Abraham - is een heilige mens, een mens die denkt en handelt in de geest van God. Veel Joden dachten in de tijd van Paulus gerechtvaardigd te worden door strikte navolging van de Tora. Paulus verwerpt deze opvatting. Alleen het Geloof in Christus kan de mens heiligen: "Want wij houden voor waar, dat de mens gerechtvaardigd wordt door het geloof, zonder de werken van de Wet." (Romeinen 2, 28).
Het Godsvolk
De Oude Wet, de Tora, moet volgens Paulus, zo hebben we gezien, op een nieuwe manier gelezen en nageleefd worden. Dat betekent niet dat de joden de Wet eeuwenlang zinloos hebben gevolgd, - integendeel. Volgens Paulus heeft God zich al lang vóór de komst van Christus een nieuwe mensheid willen scheppen. Het volk van Israël riep hij op, om de kern van deze nieuwe mensheid te vormen. De Tora gaf het Godsvolk vorm, voedde het als het ware op. Door de bijzondere roeping van Israël ontstond wel een tegenstelling van het volk Gods tot de heidenen. De komst van Christus heeft die tegenstelling opgeheven. Alle mensen kunnen zich tot Christus bekeren, en zo deel gaan uitmaken van het vernieuwde en uitgebreide Godsvolk, de Nieuwe Mensheid 'in Christus'.
Tot en met de paragraaf 'marteldood' werd bovenstaande tekst welwillend voor online publicatie ter beschikking gesteld door de Katholieke Bijbelstichting (KBS) te Den Bosch. De tekst is ontleend aan de 'Inleiding op de Bijbel', opgenomen in de Willibrordvertaling van de Bijbel, uitgave 1995. © Katholieke Bijbelstichting, 's-Hertogenbosch.
De redactie van katholieknederland.nl bewerkte de tekst voor internet en voegde er een impressie van Paulus' theologie ('De theologie van Paulus' tot en met het 'Het Godsvolk') aan toe.