Toen mijn ouders jong waren, hadden ze bescheiden dromen. Mijn vader wilde automonteur worden, mijn moeder verpleegster.
Hoe graag ze ook wilden, de dromen kwamen niet uit. Beiden kwamen uit een arm gezin met tien kinderen. Er moest brood op de plank en iedereen vanaf twaalf jaar werd geacht zijn of haar bijdrage te leveren. Toch keken ze allebei tevreden terug op hun leven. Nooit heb ik ze op enige verbittering over het leven kunnen betrappen. Soms komen dromen uit, en soms niet. That’s life!
Sterker nog: de meeste dromen komen niet uit. En dat is ook helemaal niet zo erg. Er kan namelijk maar één iemand dirigent van het Concertgebouworkest zijn, en per jaar winnen maar zes mensen een Nobelprijs. Bovendien is een land met enkel cupcakebakkers, yogaleraren, topsporters en sommeliers niet erg praktisch. Er moeten ook wegen worden geasfalteerd, pakketjes thuisbezorgd en mensen geholpen bij het aantrekken van hun steunkousen. Wat me ook opvalt, is dat de evangelisten van de ‘follow your dream’-beweging altijd succesvolle mensen zijn. Ik heb nog nooit iemand die elke dag parkeerboetes uitdeelt een TED-talk horen houden over het najagen van dromen.
Leef je droom? Ik vind het gevaarlijk
En toch wordt ons van alle kanten toegeroepen: leef je droom! Ik begrijp het niet. Het geloof in de maakbare samenleving is toch allang ten grave gedragen? Ik vind het zelfs gevaarlijk voor de psychische gezondheid. Het zou weleens de reden kunnen zijn waarom zo veel mensen tegenwoordig teleurgesteld zijn in het leven en hun toevlucht zoeken bij antidepressiva. Ze voelen zich losers. Het is ze niet gelukt hun droom na te jagen. Waarschijnlijk te weinig gefocust. Niet goed genoeg gevisualiseerd. Hoe dan ook: eigen schuld!
Voor de duidelijkheid: er is niks mis met dromen. Maar koester ze! En weet dat je, als ze uitkomen, mazzel hebt. Zo niet, is het niet jouw schuld. That’s life! Doe één ding vooral niet: jaag ze niet na! Daar kunnen dromen niet tegen. Voor je het weet veranderen ze in nachtmerries.