Caïro, 26 oktober 2021 - De Egyptische president Abdel Fattah al-Sisi heeft gisteren de noodtoestand in zijn land na 4,5 jaar beëindigd. De 66-jarige militair en politicus gaf op Facebook als reden dat Egypte een “oase van rust en stabiliteit in de regio is geworden”.
Al-Sisi werd in 2014 staatshoofd nadat het leger de macht had gegrepen volgend op grootscheepse protesten tegen toenmalig president Mohamed Morsi van de Moslimbroederschap.
De noodtoestand werd in april 2017 uitgeroepen na aanslagen op kerken van koptische christenen en werd de afgelopen jaren elke drie maanden verlengd.
Onder de in 2011 afgezette dictator Hosni Mubarak hadden de Egyptenaren tientallen jaren te maken met een noodtoestand, die veiligheidstroepen meer macht geeft. Die houdt onder meer in dat mensen kunnen worden opgepakt zonder rechterlijk bevel en verdachten sneller kunnen worden berecht onder speciale rechtbanken.
In een land van bijna 95 miljoen mensen met een grote moslimmeerderheid, vormen christenen een aanzienlijke minderheid, goed voor ongeveer 10 procent van de totale bevolking.
Tussen 2016 en 2017 kende het Land van de Farao's een reeks bloedige aanvallen, gericht tegen de christelijke gemeenschap zelf met verwoestende explosies in kerken in Tanta en Alexandrië, die talrijke levens eisten.
De noodtoestand verleende de autoriteiten ruime bevoegdheden om arrestaties te verrichten en zich te verzetten tegen handelingen, personen of groepen die als “vijanden” van de natie worden beschouwd. In de afgelopen jaren is de noodtoestand gebruikt om extremistische moslimbewegingen te onderdrukken, met name de IS-cellen die actief zijn in de Sinaï, en om afwijkende persoonlijkheden en politieke tegenstanders te treffen.