Vaticaanstad 6 december 2020 - Paus Franciscus heeft er vandaag in zijn angelustoespraak op gewezen dat de advent de periode is waarin de gelovige zich moet bezinnen op zijn zondigheid en zijn gehechtheid aan het wereldse.

Zoals gewoonlijk reflecteerde de pontifex op de evangelielezing van de zondagsmis. Op deze Tweede Zondag van de Advent betreft die lezing een passage uit het eerste hoofdstuk van het Marcusevangelie (Mc 1,1-18). Die tekst onthult volgens Franciscus het pad dat de gelovige moet inslaan “ter voorbereiding op het ontvangen van de Heer met Kerstmis”.

In de betreffende passage treedt de figuur van Johannes de Doper naar voren. De voorloper van de Messias roept op tot bekering. ‘Bekering’, zei Franciscus tot de honderden gelovigen op het Sint-Pietersplein, behelst twee dingen. “In de Bijbel betekent het in de eerste plaats om van richting en oriëntatie te veranderen; en dus ook om onze manier van denken te veranderen”, legde de Heilige Vader uit. “Het andere aspect van de bekering is het zoeken naar God en zijn Koninkrijk”, voegde hij eraan toe.

Bekering, zei de paus, houdt in dat je moet lijden voor de zonden die je hebt begaan: “het verlangen om je daarvan te bevrijden, de intentie om de zonde voor altijd uit je leven te bannen”. Daarbij is het volgens hem noodzakelijk dat je alles wat met zonde verband houdt, verwerpt: “de wereldse mentaliteit, de overmatige achting voor comfort, plezier, welzijn en rijkdom”.

Volgens de Heilige Vader is het afstand doen van een wereldse mentaliteit geen doel op zich; het is allereerst gericht op het verkrijgen van iets groters: “Het Koninkrijk van God, gemeenschap met God, vriendschap met God.”

DRIJFZAND VAN DE MIDDELMATIGHEID

Het geheel toegewijd zijn aan de zoektocht naar het Rijk Gods is niet eenvoudig, voegde Franciscus toe, “omdat er veel banden zijn die ons dicht bij de zonde houden: wisselvalligheid, ontmoediging, ongezonde omgevingen, slechte voorbeelden”. Bovendien is het steuntje in de rug richting de Heer soms moeilijk voelbaar, “zodat het erop lijkt dat God zwijgt”. Gods beloften van vertroosting, zei hij, lijken ver weg en onwerkelijk. Daarom is het gemakkelijk om in de verleiding te komen om te zeggen dat “het onmogelijk is om ons werkelijk te bekeren, en in plaats van ons van de wereld af te keren naar God, lopen we gevaar om in het drijfzand van een middelmatig bestaan te blijven steken”.

“Wat kunnen we in deze gevallen doen?” ging Franciscus verder. “Vergeet niet dat bekering een genade is, en dat je er God met standvastigheid om moet bidden.”

De paus nodigde de gelovigen uit om zich open te stellen “voor de schoonheid, de goedheid en de tederheid van God”. God is immers “geen lelijke vader, geen slechte vader, nee”. “Hij is teder, Hij houdt heel veel van ons, zoals de Goede Herder, die op zoek is naar de laatste van zijn kudde.”

Franciscus wees de gelovigen ook nog op het belang van de devotie tot Maria. “Overmorgen vieren we hoe de Onbevlekte, ons helpt om ons meer en meer los te maken van de zonde en de mondaniteit, om ons open te stellen voor God, voor zijn Woord, voor zijn liefde die tot nieuw leven wekt en redding brengt.”

Op 8 december viert de Katholieke Kerk het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis. Het is een gebruik dat de paus dan een gebed uitspreekt bij de Zuil van de Onbevlekte, een monument op de Piazza Mignanelli in Rome, vlakbij de Spaanse Trappen. Vanwege de coronacrisis is dit evenement, dat altijd veel volk op de been brengt, afgelast.