Hij was een uitgeprocedeerde asielzoeker, maar tijdens de coronacrisis klampte iedereen zich ineens aan deze arts vast. Gor Khatchikyan is op 20 september te gast bij De Verwondering.
Als je pubert in een asielzoekerscentrum en je toekomst jarenlang onzeker is, kun je niet spreken van een gelukkige start. Maar Gor Khatchikyan liet zich niet weerhouden: met veel inzet hield hij vast aan zijn droom om arts te worden. En toen het Armeense gezin Khatchikyan dankzij het generaal pardon in Nederland mocht blijven, maakte hij met succes zijn studie geneeskunde af en specialiseerde hij zich als Eerste Hulp-arts. Hij nam zich voor om zijn bijdrage te leveren aan dit land, aan deze gemeenschap waar hij nu thuishoort.


Dit voorjaar werd Khatchikyan veelvuldig door praatprogramma’s geroepen om verslag te doen van de schrijnende taferelen tijdens de eerste coronagolf op de Eerste Hulp. Opvallend is en was zijn mededogen, de herkenning van de angst en eenzaamheid van patiënten. In dat verband herinnert hij zich het cabaretprogramma ‘Na de pauze’, van Herman Finkers: “Daar heb ik veel van geleerd”, vertelt hij, “over hoe wij artsen communiceren. Finkers vertelde zijn ervaringen vanuit de patiënt. Dat maakte diepe indruk op me.”
De dierbare woorden van Khatchikyan komen uit een boek van de Amerikaans-Armeense schrijver William Saroyan en gaan over de wanhoop en strijdbaarheid van het Armeense volk. Nog steeds wordt de Armeense genocide door Turkije niet erkend. En weer wordt de grens gebombardeerd en kijkt de wereld toe: “Kennelijk zijn wij Armeniërs niet belangrijk.” Maar wat Khatchikyan gaande houdt, is het diepe geloof dat God waakt.