Na enkele jaren in de nachtprogrammering op NPO Radio 2, kwam de carrière van KRO-NCRVdj Emmely de Wilt dit jaar in een stroomversnelling. Ze won de Marconi Award voor aanstormend talent en werd een vertrouwde radiostem met Het oor wil ook wat op de zaterdag en zondagochtend.

Dit jaar begon voor jou goed toen je in januari de Marconi Award voor aanstormend radiotalent won. Hoe kijk je terug op de rest van 2020? 

‘Het was een krankzinnig jaar. Die prijs had ik niet zien aankomen. Maar vóór die Marconi Award bereikte ik nog een andere mijlpaal. Eind december werd mij gevraagd of ik als vervanger van Stefan Stasse de Top 2000 wilde presenteren. Dat was voor mij een droom die uitkwam. Als meisje van twaalf luisterde ik al samen met mijn vader naar de Top 2000. Natuurlijk is 2020 een raar en verdrietig jaar door het coronavirus. Daarom voelt het ook heel dubbel dat het voor mij op werkgebied een heel bijzonder jaar was. Ik ben KRO-NCRV en NPO Radio 2 daar ontzettend dankbaar voor. Het ontroert mij nog steeds dat hier zoveel mensen vertrouwen in mij hebben.’

Je verhuisde na twee jaar in de nachtprogrammering naar de dag. Iedere zaterdag- en zondagochtend presenteer je nu Het oor wil ook wat, je bent vaste invaller voor Stefan Stasse en je kwam met een nieuwe podcast. Waar ben je zelf het meest trots op? 

‘Ik probeer nog een beetje te bevatten hoe snel het opeens is gegaan. Maar ik heb hier jarenlang heel hard voor gewerkt. Ik greep altijd alles aan en geen nachtdienst of invalbeurt was me te veel. Nog steeds werk ik non-stop waardoor sociale afspraken er geregeld bij inschieten. Mensen in mijn omgeving weten dat ik heel ambitieus en perfectionistisch ben en dat op dit moment werk bij mij topprioriteit is. Ik krijg daarin veel liefde en steun van mijn partner en mijn familie. Maar niets komt je zomaar aanwaaien. Ik ben er trots op dat mijn harde werken nu wordt beloond en vooral dat ik overdag in het weekend op NPO Radio 2 een programma mag maken dat ik zelf bedacht heb.’ 

Mijn liefde voor radio en muziek deel ik met mijn vader

Is jouw liefde voor het radiovak begonnen op de School voor Journalistiek? 

‘Toen ik daar op mijn zeventiende ging studeren wist ik al dat ik de radiokant op wilde. Best grappig dat daar mensen me toen waarschuwden: “Ga niet bij de radio werken, want dat is een uitstervend medium.” Dat was in 2004. Inmiddels is radio groter dan ooit. Mijn echte liefde voor radio begon veel eerder. Ik ben al heel lang fan van Frits Spits en Stefan Stasse en luisterde als kind met mijn vader altijd veel naar Radio 2. Daar wilde ik later werken! Ik heb trouwens ook nog een moeder hoor. Maar mijn liefde voor radio en muziek deel ik nu eenmaal meer met mijn vader.’ 

Hoe is dat begonnen? 

‘Als meisje kreeg ik zijn platenspeler én al zijn langspeelplaten. Allemaal jaren zestig en zeventig muziek. Het gevolg was dat ik als achtjarige continu luisterde naar platen van J.J. Cale en Steely Dan en zo. Ik was altijd met muziek bezig. Mijn vader en ik bezochten op een gegeven moment ook vaak samen concerten – nog steeds trouwens. Dan ging hij met mij mee naar Beyoncé en ik met hem naar Paradiso om Johnny Winter te zien. Mijn vader vuurde ook altijd ongevraagd allerlei muziekweetjes op me af, haha. We hebben grotendeels dezelfde smaak. Ik vind het tegenwoordig ook zo leuk als luisteraars bellen en zeggen dat hun kind bijvoorbeeld graag een nummer van The Ramones wil horen. Muziek is zo universeel dat het niet uitmaakt hoe oud het is. Goede muziek blijft goed.’ 

Uit wat voor type gezin kom je? 

‘Een typisch Rotterdams gezin met een broer en twee Rotterdamse ouders. Mijn vader is schrijvend journalist en mijn moeder doet ‘assessments’ bij bedrijven; ze neemt psychologische tests af bij sollicitanten. Mijn broer is net als ik de journalistieke kant opgegaan. Hij is sportvisser en schrijft voor het tijdschrift van Sportvisserij Nederland. Het is niet zo dat mijn vader ons nadrukkelijk gestimuleerd heeft om de journalistiek in te gaan hoor. Hij zei altijd: “Als freelancer is er weinig werk en moet je altijd bikkelen.” Hij raadde het ons eigenlijk af.’ 

 

Ik kreeg van huis uit mee dat iedereen meetelt

Wat vind jij de belangrijkste normen en waarden die jij van huis uit hebt meegekregen? 

‘Ik vind het belangrijk dat we elkaar helpen. Als je bijvoorbeeld pech hebt onderweg is het toch fijn als iemand stopt en hulp aanbiedt. Ik voel me aangetrokken tot mensen die een open houding hebben, die vriendelijk en gastvrij zijn. Daar doe ik zelf ook mijn best voor. Bij mij kunnen mensen altijd mee-eten. Ik heb zelfs altijd koekjes bij me in mijn tas, voor als iemand anders ineens honger krijgt. Ik hou er ook van om een praatje te maken met mensen in een winkel of bij de bushalte. De open houding die ik naar anderen toe heb, herken ik ook bij KRO-NCRV. Daarom pas ik hier goed. Ik kan er slecht tegen als mensen anderen buitensluiten of onnodig hard zijn in hun oordeel. Dat vind ik eigenlijk ook wel iets Rotterdams. Daar tellen anderen mee, ook al zien ze er anders uit dan jij of wijkt hun mening af. Dat heb ik van huis uit meegekregen en dat was ik in onze buurt gewend. Ik ben opgegroeid in een multiculturele wijk, in Capelle Schollevaar en ik ging in Rotterdam Alexander naar school. Ik heb ook nog lang in het centrum van Rotterdam gewoond.’ 

Woon je daar nu nog steeds? 

‘Ik ben een half jaar geleden naar Soest verhuisd. Ik trok de reistijden niet meer. Elke dag moest ik een uur heen en een uur terug naar Hilversum. En vaak kwam daar nog een uur file bovenop. Stond het weer helemaal vast en moest ik via allerlei Brabantse binnendoorweggetjes zien terug te komen in Rotterdam. Ik werk nu zeven jaar in Hilversum en heb dat al die tijd volgehouden. Ik vond het mooi geweest. Het doet me pijn om Rotterdam te verlaten; ik ga eens in de een à twee maanden terug. Maar ik heb nog geen moment spijt gehad van de verhuizing. Ik vind het heel prettig wonen in het groene Soest, samen met mijn verloofde en onze twee grote boskatten.’ 

Wat zijn jouw verdere dromen en ambities? 

‘Ik ben dit jaar in zo’n sneltrein terechtgekomen; nu wil ik graag even genieten van wat er allemaal voor moois gebeurt. Ik ben heel blij met waar ik nu zit. Mijn vaste tijdslot tussen tien en twaalf in het weekend bevalt me uitstekend. Ik mag gewoon voor mijn beroep praten met mensen over muziek en het leven en platen draaien die ik mooi vind. Krankzinnig toch!? Dat ik nu überhaupt programma’s presenteer op Radio 2 is voor mij gigantisch. Ik vind dit zo leuk. Voorlopig zijn mijn dromen en ambities wel even vervuld, maar ik ben benieuwd wat de toekomst brengt.’