Ik weet nog goed wat ik deze zomer voelde toen ik voor het eerst het grote openlucht toneel zag voor de Passiespelen in Tegelen: het was alsof ik ineens niet meer in Limburg was, maar door tijd en ruimte was gereisd naar de plek waar het passieverhaal van Jezus zich heeft afgespeeld.
Het gevoel werd nog sterker toen ik mijn schoenen en sokken uit deed en op blote voeten door het zand liep naar de verschillende plekken in het verhaal. Het bracht het lijdensverhaal ineens zo dichtbij, het contact van mijn voeten met de grond en de andere wereld die het décor opriep maakte dat het ineens allemaal heel tastbaar werd.
Dat is ook de kracht van de Passiespelen: ze brengen het verhaal naar het hier en nu, zodat wij en de wereld waarin wij nu leven er deel vanuit gaan maken. Want het verhaal is niet alleen van toen, maar vindt juist zijn kracht door de verbinding met het nu.
Die behoefte om het lijdensverhaal van Jezus tastbaar, voelbaar te maken zie je telkens terug in de geschiedenis. De traditie van de Passiespelen komt uit de Middeleeuwen. Maar zelfs in het oude Rome zochten Christenen naar manieren om het leven van Jezus dichterbij te halen. Daarom zie je in zoveel kerken en basilieken afbeeldingen van het lijdensverhaal, zoals boven het altaar in de Sint Jan van Lateranen. Maar het kan nog tastbaarder en concreter. Een paar honderd meter lopen van de Sint Jan van Lateranen kom ik in de basiliek van het heilig kruis in Jeruzalem, Santa Croce in Gerusalemme.
Pelgrims kunnen zich tastbaar verbonden voelen met de plekken waar het Passieverhaal zich had afgespeeld
In een nis staat een groot beeld van de vrouw die in haar eentje de passie van Christus naar Rome bracht: keizerin Helena, de moeder van keizer Constantijn de Grote. Het is een fascinerend verhaal, opgetekend door kerkvader Eusebius: in de vierde eeuw bekeerde Helena zich net als haar zoon tot het Christendom. Op hoge leeftijd, ze was al 77 jaar oud, reisde ze naar het heilig land met een vastberaden missie: ze wilde het ware graf van Jezus terugvinden. In een droom kreeg ze aanwijzingen waar ze moest zoeken. In deze basiliek kun je de voorwerpen zien die ze mee terugbracht: delen van het heilig Kruis waaraan Jezus was gestorven, de nagelen of spijkers die door de beulen werden gebruikt, en zelfs een stukje hout waarop 'INRI' stond: Iesus Nazarenus, Rex Iudaeorum (Jezus van Nazareth (of: "de Nazarener"), koning van de Joden).
Helena bracht ook een hoeveelheid zand mee van de Calvarieberg, dat op de vloer lag van de eerste basiliek. Zodat je als pelgrim echt op grond uit Jeruzalem liep. Ik denk terug aan het gevoel van het zand tussen mijn tenen in Tegelen: zo konden pelgrims zich tastbaar verbonden voelen met de plekken waar het Passieverhaal zich had afgespeeld.
Schuin tegenover de Sint Jan van Lateranen vind je nóg een belangrijke vondst die Helena mee terugbracht naar Rome: de Heilige Trap, de stenen trap naar het pretorium van Pontius Pilatus, die Jezus bij zijn veroordeling bestegen zou hebben. Nu nog kunnen pelgrims die trap beklimmen in gebed, letterlijk in het voetspoor van Jezus.
Ik heb het zelf ook gedaan. Het maakt je van toerist tot pelgrim. Je stapt ineens IN het verhaal en maakt er deel van uit. Want zowel de passiespelen in Tegelen, The Passion op TV en de relieken van de passie van Jezus in Rome hebben hetzelfde doel: je doen beseffen dat je niet alleen loopt op moeilijke momenten in je leven, maar dat jouw weg en die van Jezus samen kunnen opgaan.