Rome, 13 december 2023 - Het Dicasterie voor de Geloofsleer heeft onlangs een regel gehandhaafd die voorschrijft dat de as van katholieke overledenen op een gewijde plaats bewaard moet worden, maar de pauselijke autoriteit zegt ook dat familieleden “een minimaal deel van de as” mogen bewaren op een plek “die van belang is voor de geschiedenis van de overledene”.
De bepaling staat in een zogenoemde ‘nota’ van het dicasterie in antwoord op een brief van de Italiaanse kardinaal Matteo Zuppi waarin hij om opheldering vraagt over het bewaren van de as van de overledene na crematie. Het Vaticaan publiceerde de nota, ondertekend door kardinaal Víctor Manuel Fernández, prefect van het Dicasterie voor de Geloofsleer op 12 december; de nota werd goedgekeurd door paus Franciscus op 9 december.
IN NATUUR UITSTROOIEN
Kardinaal Zuppi, aartsbisschop van Bologna, zegt in zijn brief van 30 oktober dat zijn aartsbisdom had geprobeerd “een christelijk antwoord te geven op problemen die voortkomen uit het toenemende aantal mensen die de lichamen van overledenen willen cremeren en hun as in de natuur willen uitstrooien”.
De kardinaal vroeg of het, gezien “het canonieke verbod op het verstrooien van de as van overledenen, mogelijk is om een welomschreven en permanente heilige plaats te creëren voor het samenbrengen en bewaren van de as van de gedoopten, met vermelding van de basisgegevens van elke persoon zodat de herinnering aan hun namen niet verloren gaat, vergelijkbaar met wat er gebeurt in ossuaria”. Hij vroeg ook of een familie toestemming kan krijgen om “een deel van de as van hun familielid te bewaren op een plek die belangrijk is voor de geschiedenis van de overledene”.
Verwijzend naar de instructie van de Congregatie voor de Geloofsleer uit 2016, getiteld Ad resurgendum cum Christo (‘Opstaan met Christus’) met betrekking tot het begraven van de overledene en het bewaren van de as in het geval van crematie, handhaaft het dicasterie in zijn antwoord op Zuppi’s vraag de aanbeveling om as te bewaren in een speciale urn en om as te bewaren “op een heilige plaats, zoals een begraafplaats, of in een ruimte die voor dit doel is bestemd, op voorwaarde dat het zo is aangewezen door de kerkelijke autoriteit”. Er moet “een houding van heilig respect” zijn ten opzichte van de as van de overledene, die bewaard moet worden op “een heilige plaats die geschikt is voor gebed”, voegt het dicasterie toe.
VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM
Het geloof leert dat “het lichaam van de herrezen persoon niet noodzakelijkerwijs uit dezelfde elementen zal bestaan die het had voordat het stierf. Omdat het niet gaat om een eenvoudige opstanding van het lijk, kan de verrijzenis zelfs plaatsvinden als het lichaam totaal vernietigd of verspreid is”, aldus het dicasterie. Niettemin wordt “in veel urnen alle as van de overledene bijeen gehouden en niet apart bewaard”. Een “welbepaalde en permanente heilige plaats” kan worden gereserveerd voor “het samenvoegen en bewaren van de as van overleden gedoopte personen, met vermelding van de identiteit van elke persoon om de herinnering aan hun namen niet te verliezen”.
Bovendien, zegt het dicasterie, “kan de kerkelijke autoriteit, in overeenstemming met de huidige burgerlijke normen, een verzoek van een familie overwegen en evalueren om op een passende manier een minimaal deel van de as van hun familielid te bewaren op een plaats die van belang is voor de geschiedenis van de overledene”. De toestemming kan echter alleen worden gegeven als “elke vorm van pantheïstisch, naturalistisch of nihilistisch misverstand is uitgesloten en ook op voorwaarde dat de as van de overledene op een heilige plaats wordt bewaard”, aldus het orgaan van pauselijk leergezag.
De Congregatie van het Heilig Officie had in 1963 een instructie uitgevaardigd die crematie toestond zolang het niet werd gedaan als een teken van ontkenning van het fundamentele christelijke geloof in de verrijzenis van de doden. De toestemming werd in 1983 opgenomen in het Wetboek van Canoniek Recht en in 1990 in het Wetboek van Oosterse Kerken. Omdat het canoniek recht echter niet precies had gespecificeerd wat er met de as moest gebeuren, gaf de Congregatie voor de Geloofsleer in 2016 verdere richtlijnen. Die benadrukten de aanbeveling van de katholieke kerk om “de oudste christelijke traditie” van het eerbiedig begraven van doden op kerkhoven of andere heilige plaatsen te volgen, omdat dit wordt beschouwd als een van de lichamelijke werken van barmhartigheid en, in navolging van de begrafenis van Christus, duidelijker de hoop uitdrukt op de eindtijdelijke opstanding waarbij het lichaam en de ziel van de persoon zullen worden herenigd.
NIET BEWAREN IN WONING
Anonieme begrafenis of verstrooiing van as is volgens de instructie uit 2016 niet verenigbaar met het christelijk geloof. Het bewaren van de as van de overledene op een heilige plaats “zorgt ervoor dat ze niet worden uitgesloten van de gebeden en de herinnering van hun familie of de christelijke gemeenschap” en “het voorkomt ongepaste of bijgelovige praktijken”.
“Het bewaren van as van overledenen in een woonhuis is niet toegestaan”, aldus de instructie uit 2016. Ook mag as “niet verdeeld worden onder verschillende familieleden” en moet “het nodige respect in acht genomen worden met betrekking tot de omstandigheden van een dergelijke bewaring”.