
Rome, 30 april 2025 – Vaticaanstad wordt binnenkort een van de meest afgesloten en beveiligde stukjes grond ter wereld. Vanaf 7 mei vindt daar de verkiezing van de nieuwe paus plaats, om precies te zijn in de Sixtijnse Kapel in het Vaticaans Apostolisch Paleis. Het conclaaf is een uiterst geheime bijeenkomst. Niemand die erbij betrokken is, mag iets van wat daar gebeurt of gezegd wordt, met de buitenwereld delen.
In vroegere tijden bivakkeerden de ingesloten kardinalen in en rond de kapel. Tegenwoordig logeren de conclavisten in het Vaticaans gastenhuis Casa Santa Marta. Zij en alle medewerkers die de pausverkiezing mogelijk maken zijn gehouden aan een strenge geheimhoudingsplicht. Wie uit de school klapt, loopt automatisch de zwaarste kerkrechtelijke straf: excommunicatie. Dat betekent dat een gelovige wordt buitengesloten van het sacramentele leven van de kerk. Daarmee zou bijvoorbeeld een kardinaal die bisschop is geen missen meer mogen opdragen of wijdingen mogen verrichten; of een chauffeur die de kieskardinalen naar Casa Santa Marta terugbrengt niet meer te communie mogen gaan.
Niet alleen de kieskardinalen maar ook alle personeelsleden die bij de pausverkiezing zijn betrokken, leggen een eed van geheimhouding af.
Lees ook: Geheimhouding geldt ook voor personeel rond het conclaaf
Sacraal proces
Geheimhouding dient verschillende doelen: bescherming tegen invloed van buitenaf, het bewaren van het sacrale karakter van een pausverkiezing en het waarborgen van de kerkelijke eenheid.
De strikte geheimhouding helpt ervoor te zorgen dat kieskardinalen kunnen stemmen naar hun geweten zonder druk van regeringen, machtige personen of andere externe krachten die de uitkomst zouden kunnen proberen te beïnvloeden.
Het conclaaf wordt gezien als een sacraal proces waarin de Heilige Geest het onderscheidingsvermogen van de kieskardinalen leidt. De geheimhouding creëert een contemplatieve omgeving waar kardinalen zich kunnen laten leiden door evangelische waarden in plaats van op de publieke opinie. Zij beschermt ook de waardigheid van de kandidaten die besproken worden en voorkomt openbare campagnevoering die het proces zou kunnen reduceren tot iets wat lijkt op gewone politiek.
Bemoeienis van lekenmachten
In het verleden waren pausverkiezingen soms onderhevig aan inmenging van Europese vorsten en politieke mogendheden. Zo zette Rooms-keizer Otto I (962-973) paus Johannes XII af om vervolgens zijn eigen kandidaat op de Troon van Petrus te zetten. In de 14de eeuw oefende de Franse monarchie enorme druk uit tijdens het zogeheten Westerse Schisma, vooral toen het conflict van koning Filips IV met paus Bonifatius VIII leidde tot de verkiezing van Clemens V en het begin van het pausdom van Avignon. De Franse maar ook de Spaanse en de Rooms-Duitse en later de Oostenrijkse monarchen oefenden geregeld een formeel vetorecht uit (het zogenoemde ius exclusivae). Het laatst deed zich dat voor tijdens het conclaaf in de zomer van 1903. Toen sprak de Oostenrijkse keizer Frans Jozef I een veto uit tegen de papabele kardinaal Mariano Rampolla del Tindaro via zijn stroman, kardinaal Jan Puzyna de Kosielsko.
Paus Pius X schafte dit oneigenlijke recht af met de apostolische constitutie Commissum Nobis (20 januari 1904). Hij verbood de “kardinalen van de Heilige Roomse Kerk, zowel collectief als individueel, en ook de Secretaris van het Heilig College van Kardinalen, en alle anderen die deelnemen aan het conclaaf, om zelfs onder de vorm van een eenvoudige wens het ambt te ontvangen van het voorstellen van het veto op welke manier dan ook, hetzij schriftelijk of mondeling”. Pius breidde het verbod zelfs uit om te voorkomen dat “de lekenmachten zich proberen te mengen in de verkiezing van een pontifex”.
Kerkelijke eenheid
Als er eenmaal een paus gekozen is, helpt de geheimhouding de eenheid van de Katholieke Kerk te bewaren door meningsverschillen die tijdens de beraadslagingen kunnen zijn ontstaan privé te houden. De paus, die in alle wetsteksten meestal wordt aangeduid als ‘Romeinse Pontifex’ – Romeins omdat hij bisschop van Rome is en pontifex omdat hij de voornaamste priester is van de universele kerk – is immers het zichtbare teken van katholiciteit.
Een van de betekenissen van het opperpontificaat is om borg te staan voor de kerkelijke eenheid. Als er door schendingen van de geheimen van het conclaaf verdeeldheid zou ontstaan omtrent de legitimiteit van het kiesproces, dan leidt dat tot het tegendeel van waarvoor het pausschap is bedoeld: “de onzichtbare Herder te vertegenwoordigen die zijn hele kudde leidt naar de weiden van het eeuwige leven”, schrijft Johannes Paulus II in Universi Dominici gregis (UDg), de apostolische constitutie uit 1996 waarmee de Poolse paus de regels van de verkiezing van de Romeinse pontifex aanscherpte en bij de tijd bracht.
Eedafleggingen
In UDg staat dat kardinalen niet alleen tijdens en na het conclaaf aan geheimhouding zijn gebonden maar ook al tijdens het preconclaaf. In de eerste Algemene Congregaties van het College van Kardinalen, de dagelijkse vergaderingen vanaf het vacant worden van de Apostolische Zetel tot aan het conclaaf, “moeten de aanwezige kardinalen een eed afleggen dat zij zich zullen houden aan de (…) voorschriften en geheimhouding zullen betrachten. Deze eed, die ook moet worden afgelegd door kardinalen die te laat komen en vervolgens deelnemen aan deze Congregaties, moet worden voorgelezen door de kardinaal-deken of door degene die het college voorzit”.
De tekst van die eed luidt:
“Wij, de kardinalen van de Heilige Roomse Kerk, van de Orde van Bisschoppen, van Priesters en van Diakens, beloven, zeggen toe en zweren, als college en individueel, nauwkeurig en getrouw alle normen in acht te nemen die vervat zijn in de Apostolische Constitutie Universi Dominici Gregis van de Opperste Pontifex Johannes Paulus II, en een strikte geheimhouding te bewaren met betrekking tot alle aangelegenheden die op enigerlei wijze verband houden met de verkiezing van de Romeinse Pontifex of die uit de aard der zaak, tijdens de vacatie van de Apostolische Stoel, dezelfde geheimhouding vereisen.” Vervolgens leggen de kardinalen individueel hun hand op evangelieboeken en zeggen dan dat ze de geheimhouding beloven, toezeggen en zweren.
Ook vlak vóór de start van het conclaaf leggen de kieskardinalen in de Sixtijnse Kapel nog een geheimhoudingsgelofte af. De verkiezingsvoorzitter leest daarbij de volgende tekst voor:
“Wij, de aanwezige kardinaal-electoren bij deze verkiezing van de Opperste Pontifex, beloven, zeggen toe en zweren, als individuen en als groep, om de voorschriften in de Apostolische Constitutie van de Opperste Pontifex Johannes Paulus II, Universi Dominici Gregis, gepubliceerd op 22 februari 1996, trouw en nauwgezet na te leven. Wij beloven, zeggen toe en zweren eveneens dat degene van ons die door goddelijke beschikking tot Romeins Pontifex wordt gekozen, zich trouw zal inzetten voor het uitvoeren van het Petrusambt van Pastor van de Universele Kerk en niet zal nalaten de geestelijke en tijdelijke rechten en de vrijheid van de Heilige Stoel krachtig te bevestigen en te verdedigen. Op een bijzondere manier beloven en zweren wij met de grootste trouw en met alle personen, geestelijken of leken, geheimhouding te bewaren over alles wat op enigerlei wijze betrekking heeft op de verkiezing van de Romeinse Pontifex en over wat er gebeurt op de plaats van de verkiezing, direct of indirect gerelateerd aan de resultaten van de stemming; wij beloven en zweren dit geheim op geen enkele wijze te verbreken, zowel tijdens als na de verkiezing van de nieuwe Pontifex, tenzij expliciete toestemming wordt verleend door dezelfde Pontifex; en nooit steun of gunst te verlenen aan enige inmenging, oppositie of enige andere vorm van interventie, waarbij seculiere autoriteiten van welke orde en graad dan ook of enige groep mensen of individuen zouden willen ingrijpen in de verkiezing van de Romeinse Pontifex.”
Vervolgens legt iedere kieskardinaal de eed af met de formule: “En ik, N. Kardinaal N., beloof, zeg toe en zweer dat, zo helpe mij God en deze Heilige Evangeliën die ik met mijn hand aanraak.”