11 juni 2023
Sacramentsdag (a)
Pater Jan Stuyt sj
Basiliek van de H. Nicolaas, Amsterdam
Lezingen
Deuternomium 8, 2-3, 14b-16a
1 Korintiërs 10, 16-17
Johannes 6, 51-58
Vandaag viert de katholieke kerk sacramentsdag.
Zou je dat kunnen uitleggen aan iemand die zomaar de kerk binnen loopt, en die vragen zou: “wat is hier vandaag aan de hand?”
Zou je Sacramentsdag kunnen uitleggen zonder moeilijke woorden te gebruiken? Kun je dat in gewone taal vertellen? Dat is best lastig.
Op de tweede zondag na Pinksteren viert de katholieke kerk Sacramentsdag. Wat is dat: een sacrament? We kennen zeven sacramenten, en vandaag staat één daarvan centraal: de eucharistie. Iemand die niet is ingevoerd in onze kerktaal, zou er weinig van begrijpen. Het zijn moeilijke woorden.
Dat is helemaal niet erg; het gaat immers om dingen die moeilijk te verwoorden zijn: een MYSTERIE. Het zijn geen banale zaken die je zomaar zou kunnen uitleggen. Het gaat om een MYSTERIE. Dat betekent niet dat het gaat om een geheime leer, of om een raadsel dat je moet oplossen. Mysterie betekent dat het zoiets groots is dat je er stil van wordt.
Als wij hier om de tafel van Jezus staan, en brood en wijn met elkaar delen, dan gebeurt er veel meer dan je met je ogen kan zien.
We geloven dat we niet alleen een stukje brood ontvangen als we naar voren komen, maar dat we Jezus zelf ontmoeten. Dat is iets heiligs, iets dat mij aantrekt, en waar tegenover ik me klein voel.
Ik voel me klein omdat ik oog in oog sta met iets, of beter, oog in oog met Iemand die veel groter is dan ik. In het Oude Testament hoor je dat van Mozes: hij trekt zijn schoenen uit bij het brandende braambos: een vuur dat brandt maar het hout niet verteert.
De Amsterdamse variant van dat brandende braambos is het wonder dat plaats vond in de Kalverstraat: de hostie – het heilig brood - werd in het vuur geworpen, maar bleef daar zweven en verbrandde niet.
We herdenken het jaarlijks in maart met de Stille Omgang.
De voet van ons altaar in de Sint Nicolaaskerk verwijst er naar een brandend vuur, en een hostie die niet verbrandt. God zelf is aanwezig in het vuur, het gebeuren trekt ons aan en doet ons knielen. Het gaat om een groot en heilig gebeuren.
Tegelijk is het delen van brood en wijn iets gewoons en feestelijks: bij een familiefeest willen we samen eten en elkaar toeklinken met een glas wijn. Het knielen voor de hostie heeft te maken met grenzeloze eerbied voor God - het samen eten, het in de rij staan, wachten tot de hostie je wordt aangereikt, heeft iets sociaals, iets heel aards. Je bent hier allemaal gelijk, en je bent hier als onvolmaakte mens. Niet voor niets beginnen we iedere viering met een schuldbelijdenis.
In het glas in lood raam boven het oude hoofdaltaar zie je Jezus aan het laatste Avondmaal met twaalf leerlingen. Twaalf leerlingen! Judas die Jezus drie uur later verraden zal, Judas is er gewoon bij. Zondige mensen horen er bij – of beter gezegd: die kant van mij die ik liever niet laat zien, die kant is welkom aan de tafel van God. Jezus zegt immers: dit is mijn bloed dat wordt vergoten tot vergeving van de zonden. En Paus Franciscus zegt: de communie is geen beloning voor goed gedrag, maar een geneesmiddel voor de zondaars.
Paulus en Johannes spraken in de lezingen van vandaag over de ontmoeting tussen Christus en degenen die in Christus geloven: “het brood dat wij breken geeft gemeenschap met het Lichaam van Christus - wij vormen daardoor samen één Lichaam.” En Jezus zegt in het evangelie: “Ik ben zelf het levende brood”. En “hij die Mij eet, zal leven door Mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald.”
Eigenlijk is het allemaal niet uit te leggen: we stamelen wat rond het mysterie van het geloof. Je kunt er beter over zingen dan over spreken en nog beter is: je aansluiten in de rij en het gebroken brood ontvangen als Brood ten leven. Voedsel voor onderweg – God in ons midden.
Moge het zo zijn.