6e Zondag door het jaar (c)
Pastoor Peter van der Weide
St. Martinuskerk, Sneek

Lezingen:
Jeremia 17, 5-8
1 Korintiërs 15, 12.16-20
Lucas 6, 17.20-26

Er was een eens een wijze man met een lange witte baard. Hij woonde in een hutje in het bos. Op zekere dag kwam er vrouw op bezoek. Ze had gedroomd dat de wijze man een edelsteen bezat. ’Geef mij die steen’, smeekte ze, ‘want ik sterf van de honger.’ De wijze man rommelde wat in zijn broekzak en haalde een steen tevoorschijn. ‘Bedoel je deze? Ik heb hem gevonden in het bos.’ In zijn hand fonkelt een prachtige diamant. ‘Ja’, gilt de vrouw. Ze grist de steen weg en holt heen. Die nacht kan de vrouw niet slapen. Ze begrijpt het niet. Ze piekert over alles wat er is gebeurd. Dan gaat ze terug naar de wijze. Ze geeft hem de steen en zegt: ’Wijze hier is de steen. Geef me liever iets van de vrede waardoor u gisteren zo kalm en moeiteloos de steen aan mij gaf, want dat is mij meer waard.’
Jezus prijst vandaag mensen zalig die arm zijn. "Zalig jij die arm bent, want aan jou behoort het Rijk van God". Armoede dat is toch voor de meesten van ons iets wat verderop is, maar de realiteit kan ook heel anders zijn. Waarom is er een Voedselbank, een kledingbus, een repaircafé?
Armoede moet dus bestreden worden en het optreden van Jezus laat daar géén misverstand over bestaan.

Maar er is ook ander soort van armoede. Als Jezus dan toch mensen zalig prijst die arm zijn, dan heeft Hij het over mensen die van hun bezit geen halszaak maken; over hen die de kunst verstaan zó met hun bezittingen om te gaan dat tegelijk het betrekkelijke ervan duidelijk wordt.

De kernvraag vandaag is: Wat is zalig? Hoe word je een zalig en gelukkig mens?
Veel mensen zoeken hun ziel en zaligheid, hun geluk, in hun bezit en carrière. Ze zoeken hun zaligheid in dingen die ze hebben en niet in wat ze zijn. Onze hele maatschappij is ervan doordrongen. Kijk maar naar de kinderen. Als het goed is, krijgen ze thuis, op school en in de kerk waarden en normen mee en wordt daar ook over gesproken, zoals het pesten van andere kinderen; het niet alsmaar kunnen kopen van allerlei spullen.
De ideologie van onze welvaart laat iets heel anders zien. Daarin moet er juist wel veel gekocht worden en brengen goederen juist het ware geluk.
Maar toch. Het spreekwoord zegt: ‘Het hebben van de zaak is het einde van het vermaak’. De tv-reclame laat het dagelijks zien; kunnen kopen, dát maakt gelukkig.
Kent u dat filmpje waarin een beer zijn laatste honing met een ander beertje deelt, terwijl in de reclamespot erna een kindje de nieuwe zoetigheid voor zichzelf opeist?
We zitten genietend te kijken naar films waarin stevig bemind wordt, maar waarin ook lastige mensen worden opgeruimd door bruut geweld. En de hele dag door zijn dit soort films op de media te zien.
Ik kan me best voorstellen dat er huizen zijn waar men bewust géén beeldbuis binnen wil hebben. Zulke mensen zullen zich vast goed moeten verdedigen tegenover buitenstaanders en ook tegenover hun kinderen. Mijn moeder riep vroeger ook wel eens als het haar niet beviel wat ze zag: ‘Doe dat rottige dingen nu maar eens uit!’ Misschien dat onze samenleving vroeger wat simpeler was. Toen had je heiligen en schurken, maar er was een algemeen geldende opinie over. Nu ligt dat veel gecompliceerder. De maatschappij is verdeeld in allerlei stromingen die allemaal eigen waarden en normen hebben.

Het gaat nooit om de buitenkant maar altijd om de binnenkant.
Kijk, deze kerk heeft een prachtige binnenkant. Daarmee verwijst ze naar onze binnenkant. Als die mooi en zuiver is, dan straalt dat uit naar buiten en dat geeft een zalig gevoel. Het kost niks en het is de ware rijkdom.
‘De ware vreugde’ zou broeder Leo tegen Franciscus zeggen. Dat is de bagage die we tenslotte kunnen meenemen op onze laatste reis. Want om nog één spreekwoord te noemen: ‘Een doodshemd heeft geen zakken’.
Dat zal hetgeen zijn waardoor jij zult voortleven bij anderen; als een mens die het hart van de ander heeft weten te raken. Daar mogen we een levenlang mee bezig zijn, want het is het ontwikkelingen van de kwaliteiten en mogelijkheden die je van je geboorte hebt meegekregen. Het is juist dit waaraan wij de mensen en daardoor God leren kennen. Dat moet toch zalig zijn niet waar! Als de mensen ons zó eens zouden mogen leren kennen.
Ik teken er voor, in Godsnaam.