11e Zondag door het jaar (b)

H. Nicolaaskerk, Baarn

Pastoor Joachim Skiba



Lezingen:

Ezechiël 17, 22-24

2 Korintiërs 5 ,6-10

Marcus 4, 26-34



Van jongs af aan wist ik heel goed dat Jezus over Gods Rijk predikte, maar de behoefte om over dit thema echt na te denken kwam pas door een vriend, die samen met mij de priesteropleiding deed.

Op een bepaald moment van zijn studie kreeg hij veel moeite met het Kerkbegrip en vertelde graag wat er fout was. Met name: Jezus kwam op aarde om het koninkrijk van God te vestigen, maar het is de Kerk geworden.



Telkens als ik, in het evangelie, een parabel van Jezus lees over Gods Koninkrijk moet ik aan mijn vriend denken en zijn tegenstelling tussen de Kerk en Gods koninkrijk. Deze - op een schertsende manier geformuleerde - tegenstelling zou afkomstig zijn van, de onlangs overleden, wereldbekende - maar door Rome niet geliefde - theoloog Hans Küng. Zijn theologie kennende, zou dat best bij hem kunnen passen.



Het is merkwaardig te beseffen dat ik door mij te verdiepen in zijn kritiek op de kerk, steeds meer van de kerk begon te houden, ondanks vele zichtbare menselijke gebreken. Ondanks die gebreken begon ik steeds meer linken naar Gods Koninkrijk te ontdekken.

Maar het meest merkwaardige is, dat waarschijnlijk dankzij de grote criticus van de Kerk, die overigens tot het eind van zijn leven loyaal aan de Kerk is gebleven, Joseph Ratzinger, die paus is geworden, als Benedictus XVI.



In Ratzinger zag Küng al vroeg een briljante theoloog, die hem zijn progressieve theologie zou voorthelpen te onderbouwen en haalde hem in 1965 naar de universiteit in Tübingen. Als je daar, naast Küng mocht doceren, had je je naam gevestigd. Later bleek dat Ratzinger niet zo progressief was als gedacht en ze gingen uit elkaar.

Toen Ratzinger in 2005 tot paus gekozen werd, vroeg Küng om een ontmoeting met zijn collega-theoloog. Die kwam er in september van hetzelfde jaar. Vier uur lang spraken de twee oude vrienden amicaal met elkaar in het pauselijk buitenverblijf in Castel Gandolfo. Waarover?



Ik kan me niet onttrekken aan de gedachte dat er veel over het belang van de Kerk voor Gods Rijk werd gesproken. Na het bezoek van Küng sprak de paus immers opvallend veel over het belang van de Kerk, onder andere:

‘De Kerk is een grote drager van spirituele ervaring. Ze is als een boom, waarin vogels kunnen nestelen, ook als ze dan opnieuw willen wegvliegen, maar toch een plaats, waar men zich voor een tijdje kan vestigen’.



Een boom, waarin de vogels kunnen nestelen… herkent u de parabel van Jezus uit het evangelie van vandaag? Maar er staat niets over het Rijk Gods in die pauselijke tekst. Zijn die twee begrippen - van de Kerk en het Rijk Gods - toch inwisselbaar…?

Ja… en nee.



Wij mogen allereerst beseffen, dat de parabel over een mosterdzaadje een aspect van Gods Koninkrijk wil belichten. Maar in totaal zijn er vele parabels hierover. In het evangelie van vandaag lazen we er al twee. De eerste lijkt te benadrukken dat het om de vruchten gaat. Maar kun je je misschien voorstellen dat het graan zonder een strohalm groeit, en de appels en peren zonder boomstam en takken tevoorschijn komen? Allemaal zomaar in de lucht groeien?



De kerk lijkt daarom een soort strohalm te zijn, een soort boomstam om haar leden te helpen goede vruchten van het Koninkrijk van God voort te brengen. De vruchten van de kerkleden zijn niet altijd zo zichtbaar en talrijk. Maar heb geduld, het groeit. Bij verschillenden wordt dat ‘kleine’, steeds opnieuw gezaaide, geweldig ‘groot’ - zegt het evangelie van vandaag.



Voor alle duidelijkheid tot slot:

Het evangelie van vandaag is geen les in het tuinieren, maar beoogd de goede vruchten in de menselijke relaties. Ieder van ons heeft in zijn leven met zijn/haar tegenpool of criticaster te maken - met een Hans of een Joseph. Hoe gaan we daarmee om?

De Kerk wil ons helpen een stap te zetten in de geest van Gods Koninkrijk.

Ook vandaag zullen we weer samen hierover bidden: ‘Onze Vader, die in de hemel zijt, uw naam worde geheiligd, uw rijk kome, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel’.