VERKONDIGING door rector Patrick Kuipers
18 oktober 2020
29e Zondag door het jaar (a)

Jesaja 45, 1.4-6
Romeinen 10, 9-18
Mattheus 22, 15-21

Geeft aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt (Mt. 22, 21).
Deze sublieme afsluiting van de discussie tussen Jezus en de leiders van het Joodse volk klinkt nog na in onze oren. Hoe vaak hebben we die zin niet gehoord? En hoe vaak ook niet gebruikt, want we denken vaak ook dat we weten wat Jezus er mee bedoelt. Bijvoorbeeld: je moet je burgerlijke verplichtingen nakomen, maar ook tijd en ruimte maken voor God. Of: je moet belasting betalen, maar ook meedoen aan de Actie Kerkbalans. In feite komen al deze vormen van uitleg erop neer dat er twee aparte werelden worden geschapen die niets met elkaar te maken lijken te hebben. De wereld is de wereld en God is God.

Christen zijn betekent volgens mij niet dat je moet kiezen tussen God en de wereld. Dat je je per se alleen op het spirituele en het mystieke moet concentreren en de wereld moet laten voor wat hij is. Christen zijn betekent dat we leven ín deze wereld te midden van anderen, dat we er zijn voor de ander en dat we de verantwoordelijkheid voor de mensen om ons heen serieus moeten nemen.

De felle discussies in de afgelopen tijd over de uitzonderingspositie van de kerk in de huidige coronacrisis hebben ons duidelijk gemaakt hoe weinig vruchtbaar het is als we God en wereld uit elkaar spelen. Politici in de Tweede Kamer waren verontwaardigd en dienden een motie in om te kunnen handhaven in kerken terwijl protestantse christenen uit de orthodoxe hoek gewoon doorgingen met zingen en opriepen om God meer te gehoorzamen dan de mensen. Daarom mogen we ook blij zijn met het standpunt van de Nederlandse bisschoppen die vragen om de maatregelen van de overheid te volgen uit zorg voor de kwetsbaren in onze samenleving. Hoe pijnlijk dat ook is voor ons allemaal die graag als gemeenschap zouden willen samenkomen.

Juist als mensen van de Kerk zijn wij in deze tijd van crisis geroepen om ons eigen kleine belang te relativeren en bedacht te zijn op het algemeen welzijn. Het is voor een christen geen teken van zwakte maar juist van sterkte om tijdelijk af te zien van bepaalde rechten als wij daarmee een hoger doel kunnen dienen, namelijk het beschermen van de gezondheid van onze kwetsbare medemensen.

Dat is dé manier bij uitstek om God te geven wat Hem toekomt. Oprechte aandacht voor de mensen om ons heen, zorg voor hen die in nood zijn en lijden lichamelijk, geestelijk, financieel of sociaal. Want zoals onze euro’s het beeld dragen van de koning, dragen alle mensen het beeld van God. Zo heeft Hij hen geschapen. Zij komen Hem toe. De zorg voor mensen is dus de belasting die we Hem verschuldigd zijn.

Die blijde boodschap is de moeite waard om verkondigd te worden. Dat álle mensen op aarde mensen van God zijn, dragers van zijn beeld en gelijkenis. Dat is ook waar missie ten diepste over gaat. Het gaat niet over zieltjes winnen, maar het gaat over het met je leven getuigen van de vreugde en de rijkdom van het evangelie. Vanuit het enthousiasme dat wij uitstralen.

Het is zoals Paulus het verwoordt in zijn brief aan de christenen van Rome: Hoe kan men in Hem geloven zonder van Hem te hebben gehoord? Hoe kan men van Hem horen als niemand Hem verkondigt? En hoe zullen zij Hem verkondigen als zij niet zijn gezonden?

Getuigen van ons geloof is dus niet iets bijkomstig, Het is een van de kerntaken van elke gelovige. Missiezondag roept ons op om ons daarvan bewust te zijn. Als christenen hebben wij de belangrijke opdracht om God en wereld bij elkaar te houden, omdat beiden elkaar meer dan ooit nodig hebben.