7e Zondag van Pasen (a)
Pastoor Peter van der Weide

St. Martinuskerk, Sneek

Lezingen:
Handelingen 1, 12-14
1 Petrus 4, 13-16
Johannes 17, 1-11a

"Bidt u nog wel eens?
Nadat de familie de aardappelen, vlees en bietjes achter de kiezen had, kwam moeder nog met een fles gele vla aanzetten. Maar Jantje lustte geen vla. "Als je je bordje niet gauw leeg eet, wordt God heel erg boos", zei moeder. Maar Jantje liet zijn bordje verder onaangeroerd. Moeder boos, Jantje naar bed. 's Nachts begon het heel hard te onweren, de bliksem schoot door de lucht. Jantje stond op zijn blote voeten voor het raam en mompelde: "Wat een gedonder om een bordje gele vla!"

Soms vraag je je wel eens af: "Zou er nog gebeden worden? Je hoort wel eens verhalen van kinderen die hun eerste Communie gaan doen en die thuis nog nooit hebben gebeden en voor wie de woorden van het Onze Vader en het Wees gegroet woorden van een andere planeet lijken te zijn. Zoals laatst een student, die geschiedenis studeert, er achter kwam dat Jezus en Christus dezelfde personen zijn.

Zou er thuis voor het eten nog gebeden worden? Dat is tegenwoordig ook moeilijk wanneer ieder maar iets voor zichzelf moet opscheppen en vervolgens voor de televisie plaats neemt, of nog druk bezig is met de I-pad, of loop ik nu al weer achter de feiten aan! Dat is jammer, want de maaltijd is nu juist een van de weinige rustige momenten van de dag waarop je als gezin, als familie, als vrienden samen de dingen van het leven van alledag ter sprake kunt brengen.

Zo juist hoorden we dat de apostelen van de Olijfberg, nadat Jezus daar ten hemel is opgenomen, zijn teruggekeerd naar Jeruzalem naar de bovenzaal. Daar blijven ze samen eensgezind volharden in gebed, samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders. In het evangelie hoorden we dat Jezus bij het laatste avondmaal, een paar uur voordat Hij gevangen genomen werd en zijn kruisweg begon, het hogepriesterlijk gebed uitspreekt. Hij bidt voor al die mensen die God Hem gegeven heeft, opdat zij God zouden toebehoren.

Bidden is dus een kenmerk voor mensen die in God geloven; voor hen die bij Jezus willen horen. En vooral dat sámen bidden, zoals de apostelen deden, dat hoort typisch bij de vriendinnen en vrienden van de Heer. Maar is dat nu juist niet datgene wat wij zo langzamerhand een beetje kwijt zijn geraakt?

Haalt dat bidden dan allemaal wel wat uit?
Ja en nee, want het is maar wat wij ervan verwachten. "Het haalt niks uit" zeggen teleurgestelde bidders. En anderen durven te zeggen: als we niet hadden gebeden, waren we er nooit doorheen gekomen. Verknalde examens, en er worden in deze tijd weer heel wat examens afgelegd, verknalde examens, door te weinig studeren vooraf worden niet beter door opgestoken kaarsen. Een ongeneeslijke ziekte ver­dwijnt niet zomaar door een enkel gebed en al bidt je Onze Lieve Heer van het kruis af, als de dijken te laag zijn en de golven te hoog gaan, overstroomt het land. Daar valt niet tegen te bidden.

Van bidden verandert de situatie niet: een puntenlijst wordt niet beter, een dijk niet steviger en de ziekte niet minder kwaadaardiger. Maar wie zijn nood aan God durft voor te leggen, wordt gaandeweg, al biddende anders. Niet in één keer, maar door volhardend gebed, alleen en samen, verandert je kijk op wat je overkomt, of is overkomen. Bidden kan andere mensen van ons maken: milder, wijzer, hoopvoller, dankbaarder soms. Bidden kan mensen tot de uitspraak brengen: "Wat me ook overkomt, God is erbij. Hij laat me niet aan mijn lot over.”

"Bidt u nog wel eens"
Aan mensen die ik bezoek, zeg ik vaak: "Als ik voor u bid, bidt u dan voor mij, want het mes snijdt aan twee kanten?"
Bidden doe je nooit alleen. Om je heen zijn er talloze mensen die met je meedoen, ook al zie je ze niet, ook al ken je ze niet. Al die oudere mensen die zeggen: "Ik zal maar even extra bidden voor al die mensen die er geen tijd voor hebben!" Al die jonge mensen die wel degelijk bidden bijvoorbeeld `s avonds onder de dekens, maar die zich er voor schamen om dat aan anderen te vertellen; je zou toch voor een watje, of een softie uitgemaakt kunnen worden.

Als wij bidden dan hoeft dat niet met ellenlange gebeden. Of steeds met hetzelfde afgeraffelde gebed. We mogen weten dat er is er één is die weet wat er in ons omgaat, die al luistert vóór wij ook maar één woord gezegd hebben.

Laten we in deze tijd, nu we in de wachtkamer zitten in afwachting van het Pinksterfeest, in afwachting van de komst van Gods heilige Geest, in navolging van Jezus en zijn eerste volgelingen, volharden in ons gebed, opdat we daardoor de kracht ontvangen om het werk van Jezus voort te zetten.
Laten we zo onderweg naar Pinksteren vaart achter de hemel zetten; de dingen van Hem met liefde, met passie doen, wetend dat Hij ons niet verweesd achter zal laten en dat wij in de tussentijd goed op elkaar passen net als die ene vader en moeder in het weeshuis. Ja, ja, dat Weeshuis in Bolsward kan je toch aan het denken zetten, ook al wonen er dáár allang geen wezen meer!