30e Zondag door het jaar (a)

St. Bavo Kathedraal, Haarlem

Mgr. Jan Hendriks



Exodus 22, 20-26

1 Tessalonicenzen 1, 5c-10

Mattheüs 22, 34-40





Nu de verspreiding van het virus is toegenomen en we meer thuis moeten blijven, geen cafés, restaurants of theater kunnen bezoeken en thuis moeten werken, nu we dus meer op onszelf zijn teruggeworpen en sociale contacten minder goed mogelijk zijn, is er een tijd aangebroken die ons uitnodigt tot een levensinstelling waarmee je zonder al die dingen toch gelukkig kunt zijn.



Ik wil mijn meeleven uitspreken met alle mensen die zich nu opnieuw alleen voelen, die vrezen voor hun baan, hun zaak; ik leef mee met wie zich angstig voelt of moeite heeft met de beperkingen en met iedereen die ziek is geworden.

We moeten er samen doorheen, door deze periode en we bidden dat de Heer ons zal beschermen, sterk zal maken en gezondheid zal geven en ons er goed doorheen zal helpen.



Dat is nog een wens voor onszelf, maar wat is het mooi als je daarnaast ook anderen van dienst kan zijn. Misschien zijn we nu soms geneigd eerst aan onszelf te denken, aan de beperkingen die wij ervaren, aan onze veiligheid, tegelijk hebben we juist nu behoefte aan de steun van elkaar en hebben we Gods hulp nodig.



Het evangelie van deze dag houdt ons het voornaamste gebod voor: Bemin God met heel je hart, heel je ziel, heel je verstand en je naaste als jezelf. Bemin God en je medemens. Dat is feitelijk een uitnodiging om niet in een cirkeltje rond jezelf heen te draaien, maar je te openen, naar boven, naar God en om te zien naar elkaar.

Alles wat we moeten meemaken is altijd een uitnodiging om tot overgave te komen. Maak je je zorgen, heb je verdriet of pijn? Is er iets? Leg het in de handen van de Heer, vertrouw het aan God toe, biedt Hem - met je liefde - alles aan wat je te dragen hebt gekregen. Elk kruis dat we met Jezus dragen, wordt lichter; elk kruis dat we dragen zonder Jezus zal zwaarder op ons wegen.



En zo is het ook met de liefde tot de naaste. Zie om naar de vreemdeling, naar weduwen en wezen en de noodlijdenden, gaf de eerste lezing aan. Open jezelf voor die ander.

We voelen onze eigen zorgen, maar op het moment dat we ons openen voor een medemens, een naaste, worden onze eigen zorgen lichter, gemakkelijker te dragen. Soms zien we onze eigen zorgen als zo groot, dat we uit het oog verliezen hoeveel mensen het veel slechter hebben. Door er voor een medemens te zijn, worden onze eigen lasten gerelativeerd en krijgt ons eigen leven een mooie glans.



Voelt U pijn, verdriet, een last? Doe iets voor een ander, bid voor die ander, help die naaste, verlicht diens last en uw eigen last wordt tegelijk ook lichter; zo vervult u het tweede gebod dat gelijkwaardig is aan het eerste: Bemint God en de naaste!



Dit gebod is van bijzondere betekenis in de coronatijd. Zie naar elkaar om, draag elkaar in het gebed; want er kan nu geen plaats zijn voor het individualisme dat het “ik” in onze tijd zo groot heeft gemaakt. Het moet méér worden “wij”, wij doen het samen, niemand kan het alleen.



Het is me al vaak in mijn leven opgevallen hoe mensen opbloeien door contact. Wie de ervaring heeft dat hij of zij er mag zijn, erbij mag horen, bemind en gerespecteerd wordt, onderdeel mag zijn van een gemeenschap, zal gelukkig zijn en daarin ook de liefde van God kunnen ervaren. Als wij aan mensen het gevoel weten te geven dat zij erbij mogen horen, zal hun triestheid verdwijnen. “Ik word bemind, ik ben Gods kind en ik mag van andere mensen liefde ontvangen”.



Die ervaring is de basis voor een gelukkig leven. Die liefde mogen we ervaren als we God leren kennen en als we in liefde door mensen aanvaard zijn.

Het woord Corona betekent krans; die rare, nare ziekte nodigt uit op te zien naar de hemelse Vader en om te zien naar de medemens, een krans, een kring van verbondenheid te vormen.