26 december 2021
Pastoor Joachim Skiba
H. Nicolaaskerk, Baarn
Lezingen:
1 Samuël 1, 20-22.24-28
1 Johannes 3, 1-2.21-24
Lucas 2, 41-52
Dierbare zusters en broeders in Christus,
Ik moest ergens een zeer gevarieerde, qua leeftijd, vergadering bijwonen, maar vanwege een langdradig inleidingswoord begon ik te dutten en te dromen. Deze droom past goed bij zo’n feest, als de H. Familie, daarom wil ik het vandaag vertellen. Ik droomde dat God in hoogsteigen persoon binnenkwam. Natuurlijk ontstond er een fikse opschudding in de zaal.
Toen die een beetje geluwd was, zei de voorzitter - nogal zenuwachtig - tegen God: 'wij vinden het natuurlijk fijn dat U onze vergadering wilt bijwonen, maar neemt u mij a.u.b. niet kwalijk, hoe moeten wij U aanspreken?'
'Noem mij maar Vader', zei God. Dat was aardig van Hem, vonden de meesten. Maar een jongen sprong op en riep: 'nee, mijn vader tiranniseert het hele huishouden. Hij moet altijd gelijk hebben. Er is gewoon niet met hem te praten. Hij begrijpt mij niet en hij wil mij ook niet begrijpen. Hoe kan ik dan 'vader' tegen U zeggen?
‘Tja', zei God, dat is wel vervelend. Weet je zeker dat je zelf helemaal vrij-uit gaat? Dat het ook niet een beetje aan jezelf ligt? Dat je misschien wat eigengereid bent? Maar goed, je mag ook gerust 'Moeder' tegen mij zeggen, want in de Schrift staat: "Zelfs als een moeder haar kind in de steek zou laten, ik zal je nooit in de steek laten".
Toen sprong er een meisje op. 'Ja, zei ze, 'dat is nou juist precies wat mijn moeder wel heeft gedaan. Ze heeft mij in de steek gelaten. Ze is er met een ander vandoor gegaan en mij hebben ze in een kindertehuis gestopt'.
'Dat is erg' zei God, 'dat een moeder haar kind in de steek laat. Dus 'vader' en 'moeder', 'papa' en 'mama', schijnen geen goede namen te zijn voor Mij. Weet je wat: noem Mij dan maar… "(mijn)liefste".
'Nee' zei een vrouw met een verbitterde klank in haar stem, 'zo noemden, mijn man en ik elkaar, twintig jaar geleden. Maar nu snauwt hij mij alleen nog maar af. Ik ben niet méér voor hem dan zijn dienstmeid en kinderjuffrouw'.
'Dan weet ik het ook niet meer', zuchtte God, 'dan is er blijkbaar geen mensennaam voor mij te vinden. Dat vind ik erg jammer want ik had het zo goed bedoeld toen ik de mens maakte naar mijn beeld en gelijkenis'. Het spijt me echt voor jullie.
Maar, ik zie dat het ook anders kan! Dat zie ik aan vele goede huwelijken waar man en vrouw helemaal op elkaar afgestemd zijn, elkaar niet kunnen missen en goed voor hun kinderen zorgen en ook omgekeerd.
Natuurlijk is daar ook wel eens wat mis, maar dan proberen zij telkens weer opnieuw. Het kan echt!
En, 'Ik vind huwelijk en gezin heel belangrijk want als het daarmee goed zit, dan komt alles wel goed in de wereld'.
Dat was die zogenaamde droom. Ik geloof dat ik daaraan niet zo veel hoef toe te voegen. Misschien alleen dit: mensen van wie de relatie stuk is gelopen, moeten wij niet veroordelen. Laten wij dat aan God over. Hij kent beter de innerlijke gesteldheid van elk menselijk hart. Wij mogen er zeker van zijn dat er niemand bij de bevestiging van zijn/haar relatie verlangde naar de scheiding. Ook hebben niet altijd de beide partijen even grote schuld. Dat zeggen wij - in veel gevallen - te gemakkelijk. Veel eerder is het waar dat de liefde van twee kanten moet komen. Eenvoudig is de hele kwestie niet, want alleen God kent ons binnenste, ons hart.
Laten wij dus het eindoordeel aan God over.
Wij hebben iets anders te doen in plaats van te veroordelen. Onze taak is: ieder, ergens gebroken mens niet links laten liggen, maar juist bijstaan.
Zo kunnen we iedereen helpen, die in zijn verlangen naar geluk en liefde teleurgesteld is of verbitterd, daar niet moedeloos of cynisch van worden, maar de vreugde van het leven hervinden in Gods liefde en dienstbaarheid aan anderen.