31e zondag door het jaar (b)

Rector Antoine Bodar

Kerk der Friezen, Rome



Lezingen:

Deuteronomium 6, 2-6


Hebreeën 7, 23-28

Marcus 12, 28b-34



Luisteren

Aan spreken gaat luisteren vooraf. Elk spreken begint met luisteren. Zouden we meer luisteren in plaats van meteen aanvangen met spreken, de ander zou meer ruimte krijgen en de wereld zou er beter uitzien. We zouden niet het spreken moeten onderbreken om te zwijgen, neen omgekeerd: we zouden het zwijgen slechts moeten onderbreken om te spreken. En dat vanzelfsprekend na eerst te hebben nagedacht.



In de lezingen van deze zondag worden wij opgeroepen te luisteren. Luisteren houdt in zich te openen - jegens elkaar en jegens God. Luisteren betekent aandacht geven, de ander nabij zijn, de ander achten, de ander de moeite waard vinden, zich ondergeschikt maken aan de ander in het luisteren en zo de ander belangrijker vinden dan zichzelf en dat geldt meer nog voor de grote Ander, God Die ons door middel van onze ouders het leven heeft gegund en gegeven als geschenk, geschapen als wij zijn naar Gods beeld en gelijkenis om de wereld te beheren, de natuur te ontginnen, al wat wij aanraken met zorg te bejegenen en te bewaren ten behoeve van alle mensen die na ons komen.



'Luister Israël, volbreng de geboden, voorschriften en bepalingen die God u oplegt en toon op die wijze uw aanhankelijkheid jegens Hem.'



'Luister Israël, de Heer is onze God, de Heer alleen. Bemin de Heer uw God met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met al uw krachten. Prent Zijn geboden in uw hart. Bind die als teken op uw hand en als band op uw hoofd. Leef daarnaar alle dagen van uw leven. Dat maakt geheel uw geluk uit en geeft de zin aan uw leven.' Geluk is de van zichzelf afwijzende liefde. Levenszin wortelt zich in levensdoel, zoals de geschapen natuur al leert. Geen mens bestaat bij toeval. Elke mens valt het leven toe om het zinvol te leven.



'Wat is het eerste gebod', vraagt een Schriftgeleerde aan Jezus (Marcus 12, 28-33). En Jezus haalt de tekst aan uit Deuteronomium (6,4-5) die Moses eertijds het volk had voorgehouden: 'Luister Israël, de Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, met geheel uw verstand en geheel uw kracht.' En Jezus voegt daaraan deze tekst uit Leviticus (19, 18) toe: 'Bemin uw naaste als uzelf' en besluit: 'Geen ander gebod is voornamer dan deze twee.'

Luister naar God, luister naar elkaar. Open u voor God, open u voor elkaar.

'In de liefde tot God en tot de naaste ontspringt de bron van het geluk waartoe wij allen zijn geschapen. Deze twee geboden zijn het richtsnoer van ons leven. Zo leert ons Gods wijsheid.'



Het eerste en het tweede gebod zijn gelijk maar wel in deze volgorde. Het eerste blijft het eerste en het tweede blijft het tweede. Samen maken zij het kruisteken. De verticale balk maakt eerste de horizontale balk mogelijk. God beminnen en de naaste niet beminnen is onmogelijk. De naaste wel beminnen en God niet is evenmin onmogelijk. Of toch wel? Wie zijn naaste werkelijk bemint en naar hem luistert, die bemint ook God en luistert naar Hem. Toch is het rijk en wijs God niet alleen in de ogen van de naaste aan te treffen en een vonk van Hem in ons zelf. Juist God als de Schepper, als de Albeheerser, als de Heer van Wie we onherroepelijk afhankelijk zijn is de Trooster, aan Wie we ons toevertrouwen in aanhankelijkheid, omdat Hij boven ons wil zijn, naar ons luistert en in eeuwigheid blijft.