6 februari 2022

5e Zondag door het jaar (c)

Pastoor Eric Fennis

Basiliek van de H. Nicolaas, Amsterdam




Lezingen:

Jesaja 6, 1-2a.3-8

1 Korintiërs 15, 1-11

Lucas 5, 1-11



Broeders en zusters,

Op het plein voor het centraal station hier in Amsterdam staat bijna ieder dag een mevrouw die met luide stem verkondigd dat wij ons tot Jezus moeten bekeren. Ze is vrij radicaal in haar woordkeuze en schrikt er niet voor terug mensen die er een beetje om moeten lachen flink van repliek te dienen. Zo’n toon zou hier in de kerk niet passen. En toch kan de boodschap van de lezingen soms ook fors zijn, zoals bijvoorbeeld vandaag Paulus. Zeker als hij zegt; ‘Christus is voor onze zonden gestorven. Of zij het nu zei of ik: dat verkondigen wij en dat moet gij geloven’.



Het mag dus kennelijk ook van Paulus wel wat radicaler, maar past dat wel bij ons? Hebben we niet eerder de neiging om maar niet teveel te zeggen, bang om door de media, of dierbaren die niet meer naar de kerk gaan, afgerekend te worden op het verleden. Maar moeten we dan maar zwijgen, omdat we anders helemaal niet meer serieus genomen worden?



Misschien is het goed te kijken naar de brenger van die Boodschap: Jezus, die in heel z’n doen en laten een man van tegenspraak is geweest. Hij stelde tekenen die een enorme kracht verraden en tegelijkertijd liet Hij zich als een weerloos Lam aan een kruis slaan. Hij stond op uit de doden, overtuigde Zijn leerlingen dat Hij echt leefde en ging vervolgens van hen heen. Jezus bracht een leven-gevende en leven veranderende boodschap, en tegelijk deed hij dat in zwakheid.



Vandaag worden in het evangelie de leerlingen geroepen om vissers van mensen te worden. Ze weten nog helemaal niet wat Jezus daarmee bedoelt. Maar Jezus voegt de daad bij het woord, want een beleidsnota zou aan hen niet besteed zijn. Ze schrikken zich dan ook rot als ze zien dat hun netten ineens vol vis zitten. Ze zouden Jezus wel vaker niet kunnen volgen, maar kennelijk is Zijn optreden en Zijn totale eenvoud zo indrukwekkend, dat zij alles achter zich willen laten om met Hem mee te gaan. Hij heeft ze nodig om Zijn boodschap levend te houden. Een boodschap die tot strekking heeft dat wie zich aansluit bij Hem, leven heeft, een toekomst, hoop, ondanks zoveel onzekerheid.



Simon Petrus en de anderen sloten zich bij Jezus aan, radicaal! Deze vissers, deze weinig evenwichtige en bij tijd en wijlen zwakke lieden staan aan de wieg van onze Kerk. Hun verkondiging heeft gemaakt dat wij hier nu bijeen zijn. En zij hebben het niet makkelijk gehad. Ze zijn beproefd, niet alleen door anderen, maar ook door zichzelf. Zeker Petrus, die later bij de veroordeling van Jezus tot drie keer toe zal zeggen dat Hij hem niet kent. Toch wordt uitgerekend deze man de rots waarop Jezus Zijn Kerk wil bouwen. Hij wordt de eerstverantwoordelijke om de blijde boodschap uit te dragen en gemeenten te stichten. En Jezus zal later van Petrus geen uitgebreide spijtbetuiging vragen omdat hij Hem eerder heeft laten barsten. Jezus zal alleen maar tot drie keer toe vragen of Petrus wel van Hem houdt. En als Petrus daar uiteindelijk met de tranen in z’n ogen ‘ja’ op kan zeggen, is dat voor Jezus voldoende.



Door meer dan 2000 jaar heen heeft de Kerk de gedachtenis aan Jezus, de eerste mensenvisser, hoog gehouden en daaruit geleefd. Zij heeft dat nooit kunnen doen uit eigen kracht, integendeel! Er is zoveel in en door de Kerk gebeurd dat ze soms eerder tegen Jezus dan voor Hem getuigde. En toch, de geest van God werkt tot op de dag van vandaag in onze gemeenschappen. Die geest die telkens weer mensen weet te inspireren zodat in het troebele water van onze tijd er toch steeds mensenvissers gevonden worden: mensen die houden van die unieke boodschap, dit met overtuiging willen uitdragen en anderen uitnodigen daarin mee te gaan. En gelukkig gebeurt dit vanuit deze plek dus al 135 jaar.



Wij allemaal maken deel uit van die Kerk die een stem naar buiten moet hebben om te spreken, maar ook een stem naar binnen om gevoed te worden. Een stem die zegt dat geloven niet eerst begint met theologische concepten of pastorale plannen, want die had Jezus ook niet. Nee, een stem die zegt dat geloven begint met het diepe besef dat God bestaat en dat Hij liefde is. Dat wij uit Zijn eeuwige liefde geboren zijn en door Zijn eeuwige liefde ook worden gedragen. En die liefde is het meest tastbaar en zichtbaar geworden in Jezus.

En Van die liefde hebben Petrus en de anderen willen getuigen, ondanks hun zwakheid. Het mag dus, al is het met vallen en opstaan, ook ons getuigenis zijn. Of om het met Paulus te zeggen: ‘dat mogen wij verkondigen en dat mogen wij geloven; een krachtiger getuigenis kunnen wij niet geven.'