Sacramentsdag (b)
H. Antoniuskathedraal, Breda
Pastoor Norbert Schnell

Lezingen:
Exodus 24, 3-8
Hebreeën 9, 11-15
Marcus 14, 12-16.22-26

“Delen, delen, wil je niet wat geven?
´n Beetje geven van alles wat je hebt?
Delen, delen, moet je heel je leven.
Doe het maar, je bent rijker dan je denkt.”

Misschien herkent u deze regels. Het is het eerste couplet van een kinderlied dat vaak bij een viering van de eerste Heilige Communie wordt gezongen. “Delen, delen, wil je niet wat geven? ´n Beetje geven van alles wat je hebt?”

Hoe belangrijk het ook is dat we delen van wat we hebben met mensen die niets of weinig hebben, en hoe belangrijk het ook is dat we onze kinderen leren om te delen met anderen, met het woord “delen” is de kern van de Eucharistie niet gepakt. Het gaat om meer dan enkel delen.

Vandaag op het feest van het Heilig Sacrament horen we de woorden die Jezus spreekt tijdens het laatste avondmaal. Als Jezus het brood neemt, er een zegen over uitspreekt en het vervolgens breekt, dan staat er “en Hij gaf het hun” met de woorden “Neemt, dit is mijn Lichaam.” Jezus deelt niet iets van wat Hij heeft, maar Hij geeft. En Hij geeft ook niet zomaar wat, Hij geeft zijn eigen Lichaam; helemaal! Dat wordt nog duidelijker als Hij een zegenbede over de beker uitspreekt. Jezus heeft het dan over zijn Bloed van het Nieuwe Verbond “dat vergoten wordt voor velen.” Met deze woorden voorzegt Jezus dat Hij zijn leven letterlijk zal geven; helemaal!

Niet delen van iets dat je hebt, maar geven van heel je leven. Dat is de kern van de zending van Jezus: Hij geeft zichzelf aan ons mensen. In die gave van zijn leven komt een Nieuw Verbond tot stand, een Verbond tussen God en de mensen, een Verbond dat eeuwig is en waar de dood geen macht meer over heeft.

De woorden tijdens het Laatste Avondmaal klinken iedere keer als we Eucharistie vieren: “Neemt en eet, dit is mijn Lichaam,” en “dit is de beker van het Nieuwe Verbond.” We zijn deze woorden de consecratiewoorden gaan noemen. Nodig om een geldige Eucharistie te vieren. En daarmee lijken ze bijna een soort van toverformule geworden te zijn. Veel meer dan een formule voor de consecratie zijn deze woorden echter een “formule voor het leven.”

De heilige paus Johannes Paulus II zei hierover, dat we de consecratiewoorden niet kunnen herhalen, zonder onszelf in deze beweging opgenomen te weten. Iedereen die de Eucharistie viert en het Lichaam van Christus ontvangt, aldus de heilige Johannes Paulus II, moet ook leren om over zichzelf te zeggen “neemt en eet,” moet leren om in navolging van Jezus van zijn eigen leven een gave te maken voor anderen. Niet iets delen van wat je hebt, maar jezelf geheel en belangeloos geven aan die ander, en dan met name aan de kleine en de kwetsbare mensen in onze wereld.

We gaan zo aanstonds weer de Eucharistie vieren, de Maaltijd des Heren. De instellingswoorden worden weer gesproken: “neemt en eet!” Het Heilig Brood wordt weer gebroken en uitgedeeld. Als we zo aanstonds de Communie mogen ontvangen, en of dat nu hier in de kerk is of bij de mensen thuis via de geestelijke communie, zeg dan heel bewust “Amen,” wat betekent “het is zo”. Het is zo Heer, dat U uw leven voor ons gegeven heeft, helemaal, en wij daardoor nieuw en eeuwig leven ontvangen.

Heel bewust “Amen” zeggen ook op die beweging van de zelfgave: Evenals U, Heer, wil ik van mijn leven een zelfgave maken voor anderen, en juist ook dan als het me moeite kost. Het is diezelfde Eucharistie die ons daartoe de kracht geeft en maakt dat we in de zelfgave het waarachtige leven zullen vinden.