19e zondag door het jaar (b)
Pastoor Harry Notermans
St. Jozefkerk te Waubach-Landgraaf

Lezingen:
1 Koningen 19, 4-8

Efeziers 4, 30-5,2
Johannes 6, 41-51

Er wordt nogal wat gemopperd in de Bijbel! Vorige week hoorden we het gemor van de mensen die honger leden in de woestijn.
En ondanks dat gemopper heeft God hun dagelijks brood uit de hemel gegeven, het manna. Later is het toch weer niet goed: ‘Hebt u ons uit Egypte geleid om te sterven in de woestijn? Er is geen brood, er is geen water, en dat minderwaardige eten staat ons tegen.’

Even verwonderlijk is het, wanneer Jezus een paar broodjes en wat visjes heeft gezegend tot een overvloed voor zijn duizenden toehoorders. Maar in plaats van dankbaarheid groeit ook hier gemopper. Die reactie hoorden we juist. Hoe kan dat nou? Wat meent Jezus zich wel? Hoe kan Hij nou de grote wonderdoener zijn? Hij is toch maar een gewone jongen van die-en-die familie?

Waar komt dat gemopper eigenlijk vandaan?
Ook nu trouwens, in onze maatschappij waar de laatste tien jaar de welvaart alleen maar is gestegen. Maar in die tien jaar is diezelfde maatschappij alleen maar verhard. Waarvoor heb je die verharding nodig, dat gemopper? Is het misschien een soort pantser, zodat je niet kunt worden aangeraakt door mensen of door God?
Op veilige afstand blijven van de ander, zelfs te domineren? En wat denk je, zou je daarin slagen?

Het zit wel in de mens om te domineren. Het is ons zelfs door de Schepper als opdracht gegeven: ‘Bewerk de aarde en onderwerp haar.’ En juist nu stuiten we op onze menselijke beperktheid. We willen een miljoen nieuwe huizen bouwen – en natuurlijk, we zullen meer rekening gaan houden met de loop van het water. Maar met alle goede bedoelingen: je kunt niet alles kanaliseren, zoals mensen precies hier hebben ervaren, in Zuid-Limburg, bijzonder in Valkenburg, en erger nog in België en Duitsland. De mens die domineert, zal het nooit winnen in de schepping. Vaccins worden met de miljoenen gezet, maar het is een illusie dat we ooit terugkeren naar onze maakbare wereld.

Er bestaat zeker een uitweg. Mensen kunnen domineren. Maar mensen kunnen ook tot God roepen: Dominus! Domine Deus, rex caelestis. Heer, God, hemelse Koning. Elke zondag – en hopelijk heel ons leven lang – erkennen we dat God Heer is. Dat zijn Zoon regeert vanaf het kruis. Daaraan denkt Jezus als Hij zich ‘brood uit de hemel’ noemt, voedsel ten leven. Als Hij voorzegt: ‘Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.’ Jezus, gebroken brood, leert ons: de weg van de redding is de weg van het gebroken brood, de weg van de kwetsbaarheid.

Er is een mooie manier om je kwetsbaar op te stellen. En dan denk ik aan pelgrimeren. Pelgrimeren betekent: kritisch kijken naar wat er in je rugzak moet, en naar alles wat je beter thuis kunt laten. Pelgrimeren betekent: op de blaren lopen terwijl het bed dat voor je klaarstaat, nog kilometers ver weg is. Pelgrimeren betekent: geloven met de lange adem. Niet een stukje meelopen, maar tot de uitputting aan toe. En pelgrimeren betekent tot slot: geloven dat Jezus met je meetrekt, als Brood ten leven.

Och, konden we maar op pelgrimsreis. Beste pelgrims, die het liefst vandaag nog uw wandelschoenen zou aantrekken. Tot u zeg ik hetzelfde als tot u die vanuit uw rolstoel meebidt en niet meer aan pelgrimstochten toekomt: we zijn allemaal pelgrims, elk moment van je leven dat je met Jezus in dialoog durft te gaan. Laten we de weg van de kleinheid gaan, juist hier en nu. En Jezus, die liefde heeft voor iedereen, die zichzelf uitdeelt als levend brood, zal ons op die kleine weg zeker vergezellen.

Laten we samen ons vertrouwen, ons geloof in die goede God uitspreken.