Nog zelden is iemand écht thuis, merkt Annemiek Schrijver op in haar column. ‘Waar zit iemand met zijn gedachten als je drie keer dezelfde vraag moet stellen? Of als je je zichtbaar alleen voelt en de ander maar over zichzelf praat?
'Nu ik dit schrijf klettert de regen tegen de ramen. De lucht is grijs, de bomen dansen in de wind. Daar zul je de herfst hebben. De natuur schudt haar speelse uitbundigheid van zich af. Haar aandacht verschuift naar binnen.
Zullen we met haar meebewegen, onze innerlijke zintuigen openen en zorgen dat we thuis zijn?
Vaak is er niemand thuis. Dan zijn we ergens anders dan waar ons lichaam zich bevindt. We zitten in dezelfde kamer, op hetzelfde kantoor, in dezelfde treincoupé, maar de ander is niet aanwezig. Hij of zij is verdiept in draadloze communicatie met iemand die er óók niet is.'
'Als we er wél zijn, krijgt ons leven kleur en betekenis'
'Zonder die moderne afleiding is de aanwezigheid van de ander trouwens ook niet vanzelfsprekend. Waar zit die met zijn gedachten als je drie keer dezelfde vraag moet stellen en dan nog geen antwoord krijgt? Of als je je zichtbaar alleen voelt en de ander maar over zichzelf doorpraat?
En hoe zit het trouwens met onszelf? Heb ik zojuist niet mijn thee opgedronken zonder hem echt geproefd te hebben?
Veel mensen schijnen hun leven als saai en onbevredigend te ervaren. Zou dat komen doordat we niet thuis zijn? Als we er wél zijn, krijgt ons leven kleur en betekenis. Dan zie ik die prachtige wolkenluchten, dan proef ik mijn heerlijke herfstthee. Kom laten we herfstje spelen: doen we wie het eerste thuis is!'