Een nieuwe column van Annemiek Schrijver!
Stoer opgevoed zijn wij hè. Mensen uit één stuk. Van stavast. Laat je niet kennen; dat is misschien wel de opvallendste uitdrukking van ons cultureel erfgoed. Mijn buurvrouw is er ook zo een. Uiterst betrouwbaar. Maar als ze ziek is wordt ze als een kat die in het donker stilletjes haar wonden likt. We hadden het erover. Dat het wat lastig is er voor haar te zijn als zíj zich in tijden van haar nood niet toont. Of ze niet gul kon zijn in haar hulpvraag. We lachten erom.
'Laten we gul worden, juist nu we weerloos zijn'
Toen raakte ook ik nogal in de lappenmand. Ik bleek hetzelfde gedrag te vertonen als de buuf: als een kat in het donker mezelf liggen knijpen. Ook kwam ik erachter dat ik altijd zo duidelijk spreek om zo min mogelijk andermans tijd te verspillen. Niemand hoeft ‘wat zeg je?’ te vragen. Een rolkoffer draag ik omdat ‘ie op de stenen teveel lawaai maakt voor de omwonenden. Al zwierend en helder articulerend loop ik op eieren door het leven. Ook ik blijk vast te zitten in de illusie dat we er alleen mogen zijn als ons niets mankeert. ‘Ik was ziek en gij hebt mij bezocht.’ ‘Zalig de bedroefden.’ Als we onze kwetsbaarheid tonen geven we de ander de kans om Jezus te ontmoeten, om mededogen te oefenen. Laten we gul worden, juist nu we weerloos zijn.