Na zijn vertrek uit de Universiteit van Humanistiek begint er een nieuw leven voor Herman Coenen: één waarin hij zich leerde te verbinden met zijn innerlijk licht.
Herman Coenen stond als hoogleraar aan de wieg van de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Als socioloog deed hij onderzoek naar lichamelijkheid, wat een bredere benadering vereiste dan enkel meten en beargumenteren. In zijn colleges verweefde hij dan ook verschillende lichaamsgerichte oefeningen met poëzie, beschouwing en dialoog. Dat sloeg bij studenten zeer aan, maar collega’s twijfelden: is dit wel wetenschappelijk? Het resulteerde in een meningsverschil dat eindigde in zijn vertrek uit de universiteit.
Er begon een nieuw leven voor Herman Coenen, waarin hij zich vooral richtte op het maken van poëzie en muziek en het spelen van theatervoorstellingen. Zijn eigen leven begrijpen en oude patronen loslaten was daarnaast ook een doorgaand proces.
Echte heling bleek voor Herman Coenen echter in een onverwacht hoekje te zitten. Toen hem tijdens een coaching sessie werd aanbevolen al schrijvend vragen te stellen aan zijn innerlijke kind, kwamen er wonderlijke antwoorden bovendrijven. Hij maakte zo verbinding met dat wat hij zijn innerlijk licht noemt, dat ons denkende brein te boven gaat: 'dat innerlijke licht kan je ook een goddelijke vonk noemen, die je als kind hebt meegekregen. Daar kan je eindeloos veel inspiratie uit putten.'