Een martelaar is iemand die standvastig van zijn geloof heeft getuigd, en hierom gepijnigd en ter dood is gebracht.
Getuige
'Martelaar' komt van het Griekse μαρτυς (martus), dat letterlijk 'getuige' betekent. In het Nieuwe Testament worden de apostelen vaak 'getuigen' genoemd. De meeste apostelen waren namelijk persoonlijk getuige van Jezus' prediking, dood en opstanding. Na Pinksteren gingen de apostelen van Jezus getuigen. Zij handelden daarbij indachtig Jezus's woorden: "wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde" (Handelingen 1, 8).
Kerkvervolgingen
Al gauw stuitten Jezus' volgelingen bij hun getuigenis op fel verzet. In de eerste eeuwen na Christus komt het zelfs tot systematische vervolgingen van christenen. Christenen worden voor de rechtbank gesleept. Ze moeten hun geloof verloochenen op straffe van de dood. Velen houden hun getuigenis vol, en worden zwaar gepijnigd en uiteindelijk inderdaad ter dood gebracht. Zo krijgt het woord martelaar zijn definitieve betekenis: het is iemand die zijn geloofsgetuigenis volhoudt, en daarom wordt vervolgd en gedood.
'Bloedgetuigen'
Omdat zij gepijnigd en ter dood gebracht worden, is een andere naam voor martelaren ook wel 'bloedgetuigen'. Overigens kunnen, opmerkelijk genoeg, ook ongedoopten bloedgetuige zijn. Bij mensen die niet gedoopt zijn maar desondanks hun leven geven voor hun geloof, weegt het martelaarschap voor het bereiken van het heil even zwaar als de sacramentele doop. Men zegt dat dergelijke martelaren de Bloeddoop ontvangen.
Confessores
Al in de vroegchristelijke kerk werd de martelaar nauwkeurig onderscheiden van confessor ofwel 'belijder'. Confessor was de benaming voor iemand die net als de martelaar zijn geloof tegenover rechters of vijanden had beleden en er lijden voor had verduurd, maar er, in tegenstelling tot de martelaar, niet voor was gestorven.
Verering
Vanaf de tweede eeuw worden verjaardagen van martelaren als feestdagen gevierd. In de 4e eeuw, na de Kerkvrede onder Constantijn de Grote, komt de verering van martelaren als helden van het christelijk geloof tot steeds groter bloei. Daarbij worden martelaren als heiligen beschouwd.
Eredienst
Al in de vroegste kerk ontstond de gewoonte om op de sterfplaats of het graf van een martelaar, het zogenoemde martyrion, te bidden of de christelijk eredienst te vieren. Hieraan herinnert nog het huidige kerkelijk voorschrift dat iedere Altaarsteen een Reliek van een martelaar of andere heilige moet bevatten.
Martelaarsakte en passio
De lotgevallen van martelaren worden beschreven in martelaarsakten en 'passiones'. Martelaarsakten bestaan hoofdzakelijk uit het protocol van het door de wereldse rechtbank tegen de geloofsgetuige gevoerde proces in vraag- en antwoordvorm, met daarnaast korte notities over de feitelijke gebeurtenissen. Een passio is een relaas van ooggetuigen of ook wel martelaarsakten die met een stichtelijk oogmerk zijn bewerkt. Vanaf de 4de eeuw wordt het legendarische karakter van deze verhalen steeds sterker.
Martyrologium
Op basis van onder andere de martelaarsakten en passiones ontstond binnen de kerk al vroeg een martelarenboek, waarin in de loop der tijd ook de namen van andere heiligen werden vermeld. In dit zogenoemde Martyrologium staan steeds de naam, de feestdag, de plaats van herkomst en soms een paar regels over leven en sterven van de heilige vermeld. In 1584 werd op last van paus Gregorius XIII het eerste officiële Martyrologium Romanum uitgegeven. Het is sindsdien nagenoeg onveranderd gebleven. Historisch gezien is het weinig betrouwbaar.
Beeldende kunst
In de beeldende kunst worden martelaren en martelaressen vaak afgebeeld met de attributen kroon, krans of palmblad. Het zijn symbolen van overwinning op foltering en dood.