Medan, 28 februari 2021 – Pater Leo Joosten, lid van de Orde der Minderbroeders Kapucijnen, is vandaag op 78-jarige leeftijd overleden in het Sint-Elisabethziekenhuis in Medan, de hoofdstad van de Indonesische provincie Noord-Sumatra. Hij was de laatste Nederlandse katholieke missionaris op Sumatra.

Pater Joosten stond bekend als groot kenner van de cultuur van de Batak, een volk op Sumatra. In 1996 verscheen zijn boek Samosir. De Oudbatakse samenleving.

Uit zorg dat het Toba-Bataks en het Karo-Bataks niet verloren zouden gaan, stelde de pater woordenboeken van die talen samen; deze zijn inmiddels gepubliceerd.

Leo Joosten werd geboren op 9 september 1942 in het Noord-Brabantse dorp Nederwetten bij Eindhoven. Hij had een oom die kapucijn was en missionaris op Sumatra. Dat wilde hij ook. Hij trad toe tot de orde, werd priester gewijd en vertrok in 1971 naar de missie in Noord-Sumatra.

De Nederlandse kapucijnen missioneerden sinds 1905 op Borneo en sinds 1912 op Sumatra. Hun missieactiviteiten resulteerden in de kerkprovincie Medan (aartsbisdom Medan en de bisdommen Sibolga en Padang) en een zelfstandige provincie van de kapucijner orde. Joosten, die de Indonesische nationaliteit had aangenomen, was de laatste uit Nederland afkomstige kapucijn in Indonesië.

De missie op Sumatra was succesvol. Vele Batak werden katholiek, omdat ze de missionarissen (paters, broeders en zusters) associeerden met modernisering. Overal waar zij kwamen, stichtten de kapucijnen en franciscanessen scholen en hospitalen, zoals het ziekenhuis in Medan waar Joosten is gestorven.

Leo Joosten zegt in een interview uit 2013 met de Lokale Omroep Nuenen dat hij in de beginjaren van zijn apostolaat vooral bezig was met gezondheidszorg en onderwijs maar ook sociaaleconomische ontwikkeling. Zo stichtte hij in de parochie van Pakkat een microkredietbank. Later ging de pater zich meer toeleggen op inculturatie.

Joosten verdiepte zich in de adat, de inheemse voorouderlijke traditie die een niet te onderschatten rol speelt in het dagelijks leven van de Batak. Hij was ervan overtuigd dat het christelijk geloof daar goed op kon aansluiten. In de Sint-Michaëlparochie in Pangururan aan het Tobameer was hij de bouwpastoor van een kerk die de vorm kreeg van een Tobanees adathuis. Hetzelfde deed hij in Berastagi, waar de Karo-Batak wonen. De Sint-Franciscuskerk aldaar heeft de vorm van een traditioneel Karonees woonhuis.