Een nieuwe column van Annemiek Schrijver!
We lopen in de zomerzon door de schitterende stad van mijn voorgeslacht. Mijn vader wijst op het voormalige boekwinkeltje van zijn grootvader. En daar is de eeuwenoude kerk. We gaan met zijn nog enig overgebleven broer diens vrouw begraven. Deze eens zo woeste man loopt huilend achter de kist. Dan mogen we zingen, de oeroude psalmen over verlies en verlangen. Nadat het orgel teder de klanken van onze voorvaderen heeft ingeleid, verheft mijn treurende oom zijn spatzuivere stem. 'Voed het oud vertrouwen weder, zoek in ’s Hoogsten lof uw lust.' De tranen komen vroeg vandaag. Mijn vader zingt zachtjes met zijn broer mee.
Deze eens zo woeste man loopt huilend achter de kist
Intussen is het een feest om de trekken van zijn overleden broers en zussen te herkennen in de mensen om ons heen. Wat heb ik een knappe neven! Onderweg naar het graf groeten we elkaar verheugd. De man van de uitvaart blaft ons vermanend toe: ‘Stilte! We gaan iemand begraven!’ Alsof wij dat niet weten. We herdenken het leven van een lieve vrouw en zijn blij dat haar lijden tot een einde is gekomen. Nu staan we bij het open graf. Hier liggen ook mijn grootouders. Mijn vader schiet vol. Zijn vader en moeder. Onze ontroering en onze vreugde komen vandaag als onverwachte maar zeer welkome gasten. We staan op oude vertrouwde grond, voelen de navelstreng met ons voorgeslacht en de zegen van boven.