Een nieuwe column van Annemiek Schrijver!
Terwijl ik van de markt naar huis wandel mijmer ik over het feit hoe snel overledenen vergeten worden. Hoe invloedrijk of onmisbaar iemand bij leven ook leek, wij achterblijvers redden het binnen de kortste keren weer prima. Ik weifel tussen weemoed en luim. Een man op een fiets passeert me aarzelend en stapt af. Hij vertelt dat hij na zijn scheiding in dit dorp is blijven wonen, ook al kijkt de harde kern hem volgens hem met de nek aan. Van een harde kern hier had ik zelf geen idee, maar zijn gevoel herken ik wel. Hoe vaak hoorde ik vroeger niet dat men mij arrogant vond. Mijn vader leerde mij rechtop lopen en zag ook graag dat ik mijn haar opstak. Dan krijg je dat. Hij lachte om die praatjes want wist wel beter.
Tot de dag van vandaag moedigt hij me aan om eindelijk eens gepast vrijmoedig te worden. En wat de mensen zeggen? Af en toe kun je iedereen tevredenstellen en meestal maak je slechts hier en daar een handjevol blij. Onbegonnen werk om de hele wereld te behagen. ‘Gelijk het gras is ons kortstondig leven’, zeg ik tegen de man. Ga ik te ver? ‘Psalm 103’, antwoordt hij prompt. Terwijl hij zwierig op zijn fiets stapt, zingen we: ‘Men kent en vindt zijn standplaats zelfs niet meer.’ We kiezen voor luim.