Naar aanleiding van het onderzoek voor de documentaireserie: De pompmoord, hebben wij verschillende betrokken instanties om een reactie gevraagd.

De reactie van het Openbaar Ministerie Oost-Nederland: 

In 2004 heeft het Gerechtshof vier mensen veroordeeld voor dit misdrijf en heeft daarmee de zienswijze van het OM van toentertijd gevolgd. Na deze onherroepelijke veroordeling is er, voor zover bekend, geen cassatie ingediend en is er ook geen herzieningsverzoek ingediend door een veroordeelde of de PG. Dit maakt dat, aangezien het Hof zich heeft gebogen over deze zaak, het OM terughoudend is in haar oordeel over deze zaak en derhalve inhoudelijk niet kan reageren.

In zijn algemeenheid kan ten aanzien van de vragen wel worden opgemerkt dat het aan de rechtbank en het Hof is om de bewijsmiddelen die door het OM worden aangedragen te waarderen en te wegen om het vervolgens al dan niet te gebruiken als wettig en overtuigend bewijsmiddel. Dat geldt voor zowel belastende als ook ontlastende bewijsmiddelen.

Los van het bovenstaande kent het OM de inhoud van uw uitzending in het geheel niet en dit maakt ook dat het niet mogelijk is om, kijkend naar uw vragen, hier op voorhand op te reageren.

Ten slotte kan het OM mededelen dat er geen aparte procedure binnen het OM bestaat voor (herbeoordeling en –overweging) van vermeende justitiële dwalingen. Dit heeft te maken met wettelijk vastgestelde procedure. Immers, op 1 oktober 2012 is de Wet hervorming herziening ten voordele in werking getreden. Dit heeft geleid tot wijzigingen in de regeling van de herziening ten voordele. Bij die wetswijziging is onder meer aan het begrip ‘novum’ (een nieuw gegeven in een zaak) een ruimere betekenis toegekend, zodat in meer gevallen dan voorheen een grond voor herziening kan worden aangenomen.

Een veroordeelde heeft zelf beperkte mogelijkheden om te onderzoeken of er een ‘novum’ is dat aanleiding kan geven tot herziening. Daarom kan een veroordeelde via zijn advocaat aan de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad verzoeken om hiernaar een onderzoek in te stellen. De PG kan naar aanleiding van zo’n verzoek om nader onderzoek advies inwinnen van de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS). De ACAS adviseert over de wenselijkheid en de inhoud van nader onderzoek door de PG. De PG is in beginsel verplicht om het advies van de ACAS in te roepen als de opgelegde straf hoger is dan zes jaar gevangenisstraf.

Advisering door de ACAS is niet nodig als de PG zelf al heeft besloten nader onderzoek te doen. Als de PG een verzoek om nader onderzoek toewijst, kan hij een onderzoeksteam samenstellen en/of een rechter-commissaris in strafzaken inschakelen. De uitkomst van het onderzoek kan voor een onherroepelijk veroordeelde aanleiding zijn om vervolgens een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad in te dienen.

Mocht er een herzieningsverzoek worden ingediend bij de Hoge Raad en mocht de Hoge Raad oordelen dat de zaak opnieuw moet worden behandeld, dan zal het OM vanzelfsprekend meewerken. Tot die tijd gaat het OM niet inhoudelijk in op uw vragen.