Bij jeugdbeschermingsorganisaties zijn sinds de decentralisatie in 2015 meer dan 5000 medewerkers vertrokken. Dit blijkt uit onderzoek van Follow The Money en Pointer. Ook ligt het ziekteverzuim met gemiddeld zo’n zeven procent hoog. Vaak wordt het werk door jeugdbeschermers als belastend en stressvol ervaren. Door tekort aan personeel en het hoge ziekteverzuim krijgen gezinnen niet altijd de hulp die nodig is.
Follow the Money en Pointer onderzochten de jaarrekeningen van alle veertien grote jeugdbeschermingsorganisaties tot en met 2019 en vroegen personeelscijfers bij de gecertificeerde instellingen op. Het totaal aantal voltijdbanen (fte) bij deze instellingen lag in 2019 op bijna 5000, ongeveer evenveel dus als er in de vijf voorgaande jaren zijn vertrokken. Het lukte de instellingen niet die uitstroom geheel op te vangen met het aantrekken van nieuw personeel, waardoor de tekorten mede opliepen.
Zwaar werk
De leegloop is volgens jeugdbeschermers onder andere te wijten aan de zwaarte van het werk. Sinds de decentralisatie in 2015 zijn gezinnen met lichte problematiek bij de wijkteams van de gemeenten ondergebracht. Jeugdbeschermers zijn verantwoordelijk voor het begeleiden van complexe gezinnen. “Het vak is aanzienlijk zwaarder geworden”, zegt Harm Slomp, bestuursvoorzitter van het Leger des Heils, één van de veertien instellingen die deze gezinnen begeleidt. “Er is meer agressie richting hulpverleners. Af en toe ook fysiek, maar vooral online zijn er bedreigingen. Jeugdbeschermers voelen zich onveilig”.
Jeugdbeschermers voelen zich onveilig.
Onverantwoord
Door een gebrek aan personeel krijgen medewerkers vaak te veel gezinnen onder zich. Volgens Jeugdzorg Nederland is het gemiddeld aantal gezinnen op dit moment tussen de vijftien tot twintig kinderen (tien tot veertien gezinnen) per medewerker. Arina Kruithof, bestuurslid van Jeugdzorg Nederland vindt dat aantal onverantwoord hoog. “Wij pleiten voor een verlaging daarvan, dus tien tot vijftien kinderen, dat is echt een kwart minder. Een ideaal aantal is zes tot acht gezinnen.”
“Gezinnen hebben weinig contact met hun gezinsvoogd”, zegt Mariëlle Bruning, hoogleraar Jeugdstrafrecht aan de Universiteit Leiden. “Cliënten klagen dat ze een jeugdbeschermer nauwelijks zien. Je hoort veel ouders zeggen dat ze een half jaar niemand hebben gezien en dat ze steeds nieuwe jeugdbeschermers krijgen.” Het personeelstekort heeft ook gevolgen voor de hulp die gezinnen krijgen. Eerder luidden kinderrechters in Zeeland en West-Brabant de noodklok, omdat er geen jeugdbeschermers waren om de gedwongen hulp aan gezinnen op zich te nemen.
Genoeg geld
Toch blijkt uit het jaarrekeningenonderzoek van Follow the Money en Pointer dat de veertien jeugdbeschermingsorganisaties er financieel veelal goed voorstaan. De instellingen hebben 85,2 miljoen op de bank en wisten de afgelopen 6 jaar hun eigen vermogen met 2,3 miljoen aan te vullen. “Er ligt genoeg geld op de plank”, zegt Wim Groot, hoogleraar gezondheidseconomie aan de universiteit van Maastricht. “Het is makkelijk om extra geld te vragen, zonder dat je de hand in eigen boezem steekt. Om het ziekteverzuim en het verloop terug te dringen zullen instellingen zich zelf in moeten spannen om daar iets aan te doen.”
Toch blijft Jeugdzorg Nederland volhouden dat er extra geld nodig is. “We kunnen met de beperkte middelen niet doen wat nodig is. Onze tijd met cliënten is eigenlijk heel beperkt. Wij vinden dat er meer tijd nodig is voor deze kinderen en dus meer geld,” zegt bestuurslid Anita Kruithof. Om gezinnen beter te begeleiden pleit Jeugdzorg Nederland voor een verhoging van de tarieven met 25 procent. Ook zou de financiering niet meer via gemeenten moeten lopen, maar landelijk geregeld moeten worden.