Tweede zondag door het jaar (b)
H. Antoniuskathedraal, Breda
Pastoor Norbert Schnell

1 Samuel 3, 3b-10.19
1 Korintiërs 6, 13c-15a. 17-20
Johannes 1, 35-42

Over een paar dagen wordt de nieuwe president van de Verenigde Staten geïnaugureerd. De hele wereld kijkt er met spanning naar uit. Hoe de plechtigheid verloopt, is bekend, en dat is dus niet zo spannend, maar wat gaat de nieuwe president zeggen? Blijft het America first van zijn voorganger, of wordt het toch iets anders. De eerste woorden zijn als een programma en laten zien wat de koers voor de komende jaren is. Niet alleen bij de president van Amerika, maar bij iedereen die een ambt op zich neemt en voor de eerste keer in de openbaarheid treedt, wordt naar zijn of haar woorden uitgekeken.

In het Evangelie van vandaag hebben we de eerste woorden van Jezus gehoord als hij in de openbaarheid treedt. En wel zoals dit door de Evangelist Johannes is opgetekend. De eerste woorden van Jezus zijn een vraag: “Wat verlangt gij?” Geen vergezichten, geen programma, geen beloftes, maar een vraag; een vraag naar wat er leeft in het hart van de beide leerlingen. “Wat verlangt gij?”

De twee leerlingen die achter Jezus zijn aangegaan en aan wie deze vraag wordt gesteld, antwoorden met “Rabbi, Meester, waar verblijft Gij?” Zo op het eerste gezicht lijkt dit een vraag naar het woonadres van Jezus: wat is uw verblijf; waar woont u; waar moeten we zijn als we u willen spreken? Het is echter een vraag die dieper en verder gaat: waar verblijft Gij? Waar bent U thuis? Waar bent U geborgen? Waar leeft U van? En dan volgt de uitnodiging om mee te gaan en te zien.

Wat de leerlingen hebben gezien, vermeld de Evangelist niet. We weten ook niet waarover ze gesproken hebben. Wel zien we hun reactie en daaruit blijkt dat het een bijzondere ontmoeting is geworden. Want waar het hart vol van is, stroomt de mond van over. Andreas, die als eerste zijn broer Simon Petrus ontmoet, vertelt meteen dat hij de Messias, de Gezalfde van God, heeft gevonden. Daarmee zegt Andreas: de Messias, waar heel het volk van Israël al eeuwen lang met verlangen naar uitziet, is gekomen.

“Wat verlangt gij? Deze vraag stelt Jezus aan ieder van ons. Hij neemt ons leven en onze zorgen serieus. Onze eerste verlangens zijn vaak heel concreet: dat er een einde komt aan de pandemie; dat het haat zaaien stopt; om eenheid onder de christenen; om genezing van een ernstig ziek kind, om een baan voor een zoon of een dochter. Kijken we een laag dieper, dan verlangen we naar onderlinge harmonie, naar heelheid waar wonden geslagen zijn, naar geluk en naar vrede. En graven we nog wat dieper, dan komen we uit bij het verlangen naar leven in de volheid van de liefde en naar een vreugde die volkomen is, dat uiteindelijk het verlangen is naar God.
Hier klinkt de uitnodiging van Jezus: “Komt en ziet!” Komt en volgt Mij! Jezus nodigt uit om achter Hem aan te gaan en van Hem te leren. Jezus nodigt uit om bij Hem te blijven en vooral ook in zijn liefde te blijven.

We staan aan het begin van de gewone zondagen door het kerkelijk jaar. We gaan Jezus de komende weken en maanden weer volgen. Iedere zondag een ander Evangelie. We zullen Hem zien en Hem horen. We krijgen ook dit jaar weer de gelegenheid om achter Hem aan te gaan en van Hem te leren. Dat het komende nieuwe jaar een Jaar des Heren mag worden; een jaar waarin we bij alles wat er in de wereld speelt aan goed, maar ook aan kwaad, bij Hem mogen verblijven, bij Hem thuis mogen zijn. Dat wij bij alles in zijn liefde blijven aan daarvan in de wereld getuigen.